12. Jahrhundertwende (1880 – 1910)

 

 

 

Literatuur rond de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw (1880 – 1910)

In het Duits: Literatur der Jahrhundertwende

 

Achtergronden

‘Es ist ein Weinen in der Welt, Als ob der liebe Gott gestorben wär, …’

Else Lasker-Schüler, 1869 – 1945

Die Hackeschen Höfe, Berlin.

Deze regels komen uit een reeks van gedichten die titels hebben als ‘Weltschmerz’, ‘Weltflucht’ en ‘Weltende’. Ze zijn kenmerkend voor de periode rond de eeuwwisseling aan het begin van de vorige eeuw.

Duitsland en de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije maakten in economisch opzicht een inhaalslag ten opzichte van Engeland en Frankrijk. Dit had gevolgen voor politiek en cultuur. Het gevoel dat men aan het einde van een voorgoed afgesloten periode leefde, in een fin-de-siècle, was toen even sterk als de hoop op het begin van iets totaal nieuws. In kunst en literatuur kwam dit tot uitdrukking in het naast elkaar bestaan van een veelheid van nieuwe artistieke stromingen.

Het waren allemaal pogingen om een antwoord te vinden op de vragen van een nieuwe en in velerlei opzicht ook onzekere tijd. De culturele centra van die tijd waren in Duitsland met name het snel groeiende Berlijn en de stad München. Wenen, Praag en Budapest waren de bruisende culturele centra van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie.

De Rijksdag, het Duitse parlement, gebouwd tussen 1884 en 1894. Deze protserige bouw met zijn nieuwe renaissancestijl is typerend voor het einde van de 19e eeuw.

 

Duitse geschiedenis: Klik hier voor meer achtergrondinformatie.

Wil je meer weten over Kaiser Wilhelm II dan vind je hier interessante informatie.

Over Wenen en de Ringstraße vind je hier meer informatie.

Duitsland

Nieuwe werkplaats van Krupp.

Na de Frans-Duitse oorlog (1870 – 1871) wordt in het paleis van Versailles het Duitse keizerrijk opgericht. Tussen 1871 en 1914 maakt Duitsland een periode van snelle industrialisering, verstedelijking en technische vooruitgang door. Ook een moderne bewapening komt dankzij nieuwe technologieën, zoals de ontwikkeling van het gifgas, snel op gang. De dominerende sociale klasse in het leger en in bestuursorganen is nog steeds de adel. Intussen neemt de invloed van burgers en arbeiders via liberale en socialistische bewegingen toe.

Steeds grotere groepen arbeiders werken en leven in de steden onder mensonwaardige omstandigheden. De rechten van het proletariaat (d.w.z. de arbeiders, die alleen proles(Latijn voor kinderen) en geen kapitaal bezitten, worden door de heersende klasse slechts schoorvoetend geëerbiedigd. Er komt in deze kring geleidelijk aan verzet op gang tegen een ongebreideld kapitalisme, tegen uitbuiting en tegen kinderarbeid. Het culturele en politieke centrum van dit Duitsland onder de keizers Wilhelm I en II, het zogenaamde ‘wilhelminische’ Duitsland, is in de eerste plaats de stad Berlijn, op afstand gevolgd door München.

Foto hieronder: De Potsdamer Platz in Berlijn. Dit plein zou uitgroeien tot het drukste verkeersknooppunt in Europa.

 

Kaiser Wilhelm II. (Vanaf 1918 woont hij in Doorn.)

Franz Josef en Sissi

Oostenrijk

Anders dan in Duitsland is er in de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie eerder sprake van politieke stilstand. Na de militaire nederlaag tegen Duitsland in Königgrätz (1866) is Oostenrijk uit de Deutscher Bund gestoten. De Oostenrijkse keizer Franz-Joseph had vanaf toen niets meer te vertellen over de Duitse eenwording.

De Donaumonarchie zoekt uitbreiding in het Oosten, met name op de Balkan. Het land komt zo in conflict met Rusland. Oostenrijk-Hongarije bestaat uit vele verschillende landen en nationaliteiten en is steeds moeilijker als staat bij elkaar te houden. Als in 1914 Franz Ferdinand – de troonopvolger – door een Servische nationalist in Sarajevo doodgeschoten wordt, is dit de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog.

De Ringstraße in Wenen

In de Donaumonarchie is er intussen wel sprake van snelle industrialisering en verstedelijking. Steden als Wenen, Praag en Budapest breiden zich in hoog tempo uit. Er worden grote boulevards aangelegd. De Ringstraße in Wenen wordt het grote voorbeeld voor de andere twee steden. De nieuwe ring wordt volgebouwd met luxe theaters, prachtige concertzalen en pronkerige musea. De trek naar de stad vraagt verder om de aanleg van nieuwe wijken met goedkopere huurwoningen voor de arbeiders. Het grote aantal zogenaamde Mietskasernen (sociale woningbouw) neemt vooral in de tijd rond de eeuwwisseling enorm toe.

Ondanks verstedelijking en industrialisering is Oostenrijk nog veel sterker feodaal en agrarisch van karakter dan Duitsland. De adel en de hogere burgerij maken er de dienst uit, zonder dat zij veel politieke visie op de toekomst hebben. Het gevoel van onzekerheid, die deze paradoxale situatie met zich mee brengt, wordt door Robert Musil (1880 – 1942) in zijn roman  Der Mann ohne Eigenschaften onder woorden gebracht:

‘Niemand wusste genau, was im Werden war…’

 

 

Iedereen voelt dat de Dubbelmonarchie ten onder zal gaan. Door Musil wordt de oude monarchie in zijn roman gekscherend Kakanië genoemd, als parodie op de toen veelvuldig gebruikte aanduiding ‘kaiserlich und königlich’: k.u.k. Franz Joseph was namelijk keizer van Oostenrijk en koning van Hongarije.

Café in Wenen, het interieur is typisch voor het fin-de-siècle

In de Cafés en in de literaire salons wordt in die tijd druk gediscussieerd over het nieuwe dat op handen is: een nieuwe mens, een nieuwe kunst, een nieuwe moraal, een nieuwe politieke visie. Bij velen overheerst een gevoel van grote onzekerheid. Intussen kondigen op het gebied van de muziek, de literatuur, taal en kunst en in de medische wetenschap zich revolutionaire vernieuwingen aan. Sommigen spreken over het Wenen van rond 1900 als over een stad die een vrolijke eindtijd beleeft. Hermann Broch (1886 – 1951) schrijft:

‘Wien – die fröhliche Apokalypse.’

Veelheid van denkbeelden

 

De artistieke uitingen in deze woelige periode van veranderingen, laten zich moeilijk onder één noemer brengen. In elk geval was een vast omschreven mensbeeld of een vast vertrouwen in de mens als centrum van de wereld behoorlijk aan het wankelen gebracht. Vier namen en belangrijke visies moeten hier genoemd worden:

 

Marx en Darwin noemt men ‘materialisten’:

Karl Marx (1818 – 1883) en Charles Darwin (1809 – 1892) vatten de mens als niet meer dan een product van de materie op. Dat wil zeggen: in laatste instantie wordt de mens bepaald (gedetermineerd) door zijn erfelijke aanleg, door zijn milieu en door de plaats die hij in het productieproces inneemt. Is hij heer of knecht, zegt Marx, kapitalist of arbeider? Zijn status in de maatschappij bepaalt zijn denken. Dit determinisme liet weinig ruimte voor een autonome mens met een vrije wil.

 

Friedrich Nietzsche en zijn idee van de ‘nieuwe mens’:

Een andere aanval op de mens als machtig middelpunt van de beschaving deed Friedrich Nietzsche (1844-1900). Hij had god dood verklaard, van hem is de uitdrukking ‘God is dood’ . De mens moet zijn bestaan hier en nu nuchter onder ogen zien. Het vertrouwen op een god of op een zin van de geschiedenis is onredelijk en fantasie.

Nietzsche heeft een beroemd boek geschreven over de goden Apollo en Dionysos. Hierin pleit hij voor het volgen van de god Dionysos, de god van de wijnoogst, die het buitensporige, de roes en de levenslust tot zin van het bestaan verheft. Hieraan schrijft hij meer waarde toe, dan aan de christelijke leer van de verheerlijking van lijden, zelfopoffering en armoede, die hij een slavenmoraal noemt. De oude mens met zijn slavenmoraal zou plaats moeten maken voor een nieuwe mens, de Übermensch. Deze gedachte werd later door Hitler, zonder veel kennis van de werkelijke bedoelingen van Nietzsche, ernstig misbruikt.

 

Sigmund Freud en zijn concept van de onbewuste drijfveren van de mens:

Verder was er de arts en de grondlegger van de psychoanalyse: Sigmund Freud (1856  –  1939). Hij beschouwde de mens niet als een rationeel en vrij denkend wezen. Maar veeleer als een wezen, dat zich in zijn gedrag liet leiden door onbewuste en onredelijke (irrationele) drijfveren. In de mens was volgens Freud een voortdurende strijd gaande tussen een door de cultuur opgelegde, soms verstikkende moraal, het Über-Ich en de natuurlijke (sexuele) driften, het Es. Met deze tegenstrijdige krachten moest het Ich in het reine zien te komen.

Maar al te vaak zag Freud patiënten in zijn praktijk, die dit niet klaarspeelden en zenuwziekten ontwikkelden (neurosen), soms zelfs met duidelijk aanwijsbare verlammingen. Via zijn methode van de Traumdeutung (analyse en uitleg van dromen) probeerde hij zijn patiënten meer inzicht in deze inwendige en onbewuste strijd van tegengestelde driften te verschaffen. Door bewustwording ervan probeerde hij zijn patiënten te genezen.

 

 

Kunst: Verwarrende tijden

‘D’où venons nous? Qui sommes nous? Où allons nous?’ (‘Waar komen wij vandaan? Wie zijn wij? Waarheen zijn wij op weg?’ )

Tegen deze achtergrond van een tamelijk verwarrende en onzekere tijd moet je het kunstwerk van Paul Gaugin uit 1897/1898 plaatsen, getiteld: ‘D’où venons nous? Qui sommes nous? Où allons nous?

Of zoals Else Lasker-Schüler het formuleerde:

 

Weltende

Gustav Klimt, Der Kuss

Lasker-Schüler (1869 – 1945)

Es ist ein Weinen in der Welt,
Als ob der liebe Gott gestorben wär,
Und der bleierne Schatten, der niederfällt,
Lastet grabesschwer.

Komm, wir wollen uns näher verbergen …
Das Leben liegt in aller Herzen
Wie in Särgen.

Du, wir wollen uns tief küssen –
Es pocht eine Sehnsucht an die Welt,
An der wir sterben müssen.

Beluister het gedicht.

 

Alle Menschen werden Brüder, wo dein sanfter Flügel weilt.

Deze kunstuitingen zijn uitdrukkingen van een door velen rond de eeuwwisseling diepgevoelde crisis. De wereld en de plaats van de mens daarin, waren een raadsel geworden. Kunstenaars en wetenschappers zochten een antwoord op deze onzekerheden en een nieuwe oriëntatie in een veranderende wereld. Hun antwoorden, hoe verschillend ook, hadden gemeen dat zij een breuk, een secessio, eine Sezession ten opzichte van het verleden waren. Ze zochten naar iets totaal nieuws. De één ging daarin verder dan de ander.

Sommigen van hen beschouwden kunst als weergave van de natuur. Het woord als louter afspiegeling, als een beeld van de werkelijkheid (naturalisme). Anderen beschouwden het ‘ik’ als niet meer dan een bundel van persoonlijke impressies. Alleen individuele gewaarwordingen, stemmingen omtrent de werkelijkheid konden in de kunst verbeeld worden (impressionisme, symbolisme).

Nog weer anderen eisten volledige vrijheid voor de scheppende fantasie en voor de macht van het woord. Kunst als expressie, als uitdrukking van een idee. De kunst werd profetisch of visionair (vergelijk de periode Sturm und Drang; expressionisme).

In elk geval zorgde een nieuwe generatie jonge kunstenaars voor een frisse kijk op de samenleving. Zij moesten niets hebben van de gangbare burgerlijke moraal van hun ouders, met imitatie-kunst, die meer weg had van kitsch dan van echte originele scheppingen. Het was de tijd van de kritiek op al het oude, de tijd van vernieuwing van de heersende cultuur. Een nieuwe generatie schrijvers en kunstenaars stond klaar om alles anders te gaan doen.

 

 

Uit de veelheid van stromingen en denkbeelden volgt hieronder een selectie (link naar nieuwe pagina’s):

 

Het naturalisme

Gerhart Hauptmann

Hevig verlangen naar geluk

symbolisme en impressionisme

Rilke, George, Hofmannsthal

De ziel … dat is een wijd land

de ontdekking van het onbewuste

Arthur Schnitzler

Eigensinn

Leben ist einsam sein

Hermann Hesse

 

 

De Modernen

 

‘Niemand wusste genau, was im Werden war …, eine neue Kunst, ein neuer Mensch, eine neue Moral oder vielleicht eine Umschichtung der Gesellschaft’,

had de schrijver Robert Musil in Der Mensch ohne Eigenschaften geschreven.


De antwoorden op de nieuw ontstane situatie waren daarom ook heel divers. De naturalisten waren het meest traditioneel gebleven. Met de symbolisten en impressionisten spreken we pas van een echte breuk (die Sezession), zij worden ‘modernen’ genoemd. Hun antwoorden op de crisis waren echter niet altijd even duidelijk en leken soms op een romantische vlucht uit de werkelijkheid. Anderen kwamen niet veel verder dan een weliswaar geslaagde, maar soms ook al te nuchtere diagnose van deze tijd, zoals de arts Schnitzler in zijn toneelstukken.

Er was echter ook nog een andere groep kunstenaars. Zij vonden dat de nieuw aangebroken eeuw om een geheel andere kunst vroeg.

‘Es ist ein Weinen in der Welt’ en dat vroeg op zijn minst om een radicalere literaire revolte, die pas werkelijk bij de Expressionisten zou beginnen.

 

Naar de volgende periode:

Op de periode van de Jahrhundertwende volgt Expressionismus