In het Duits: die Aufklärung
Historische achtergrond
De Verlichting is een stroming die in de achttiende eeuw in heel Europa zijn invloed doet gelden. Niet alleen in Engeland, maar ook in Frankrijk en Duitsland werd deze stroming belangrijk.
Men spreekt van de Verlichting omdat filosofen en schrijvers de mens wilden bevrijden van zijn onmondigheid. In plaats van het slaafs navolgen van overgeleverde waarheden en obscuur bijgeloof, moest de mens zelf gaan onderzoeken, ‘verlicht’ worden. Door kritisch te denken, door het onbevooroordeeld gebruik van de rede (synoniem: verstand; Duits: Vernunft; Latijn: ratio) streefde men naar waarheid, vrijheid en geluk. In de Middeleeuwen was dat wel anders geweest. Toen voerden kerkelijk leergezag en aloude leerstellingen (dogma’s) in wetenschap en onderzoek de boventoon. De denkers van de Verlichting wilden een opvoeding van de mens tot verantwoordelijk, kritisch denkend en tolerant burger.
De Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant verwoordde de Verlichting als een beweging van emancipatie (= bevrijding uit slavernij) als volgt:
het opgeven van de onmondigheid, waar de mens zelf schuld aan is.
Deze beweging was vanaf 1400 al wel op gang gekomen, maar vond zijn hoogtepunt pas echt in de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting.
De kern van de Verlichting:
|
Het zijn vooral filosofen geweest die de Verlichting vorm hebben gegeven.
René Descartes
De Franse filosoof en wiskundige René Descartes (1596 – 1650) gaf de belangrijkste aanzet tot de Verlichting. De eerste zin uit zijn hoofdwerk Discours de la Méthode uit 1637 kan als basis worden beschouwd voor de opvattingen waarin de mens als denkend wezen centraal staat:
‘Le bon sens est la chose du monde la mieux partagée; car chacun pense en être si bien pourvu, que ceux même qui sont les plus difficiles à contenter en toute autre chose n’ont point coutume d’en désirer plus qu’ils en ont. En quoi il n’est pas vraisemblable que tous se trompent; mais plutôt cela témoigne que la puissance de bien juger et distinguer le vrai d’ avec le faux, qui est proprement ce qu’on nomme le bon sens ou la raison, est naturellement égale en tous les hommes.’
Fragment met de beroemde uitspraak ‘Ik denk, dus ik ben’:
‘Niets ter wereld is zo rechtvaardig verdeeld als het gezond verstand: gewoonlijk immers meent men in dit opzicht zo goed voorzien te zijn dat zelfs wie anders het moeilijkst tevreden zijn te stellen, er meestal niet meer van verlangen dan wat zij al hebben. Het is niet waarschijnlijk dat iedereen zich hierin vergist. Veeleer blijkt hieruit dat het vermogen om juiste gevolgtrekkingen te maken en waar en onwaar van elkaar te onderscheiden – en dat is uiteindelijk wat ‘gezond verstand’ of ‘rede’ betekent – van nature in alle mensen gelijk is.’
Bron: René Descartes, Over de methode, vertaling Th. Verbeek, Boom Meppel 1977, p. 42
Van Descartes is de beroemde spreuk Cogito, ergo sum, dat betekent: ‘Ik denk, dus ik besta’. Voor Descartes kan de zelfbewuste menselijke geest aan alles twijfelen, behalve aan het feit dat hij twijfelt. Het verstand was voor hem de maatstaf der dingen. Zijn denkwijze wordt ook wel rationalisme genoemd.
Filosofen
Voortbordurend op het werk van Descartes ontwikkelden filosofen nieuwe ideeën die een grote invloed op de ontwikkelingen in Europa hebben gehad. Immanuel Kant was misschien wel de grootste denker onder hen. (Zie foto.) Maar er waren er meer:
Zijn bekendste werken zijn de ‘Candide’ (1759) en ‘Droits des hommes’ (1769). Didérot gaf samen met D’Alembert vanaf 1751 de beroemde ‘Encyclopédie ou Dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers’ uit. Men wilde daarin alle beschikbare kennis van de wereld opnemen.
Zijn beroemdste filosofische werken zijn Kritik der reinen Vernunft, Kritik der praktischen Vernunft en de Kritik der Urteilskraft. In deze werken analyseert Kant hoe kennis tot stand komt en schetst hij de mens als een zelfdenkend wezen. Opvoeding had zijn bijzondere belangstelling, want slechts door opvoeding en opleiding kon er een betere mens en een betere wereld ontstaan. |
Beroemde citaten van Kant
|
|
De Verlichting in de maatschappij
Enkele vorsten in Europa namen de ideeën van de Verlichting over en pasten ze in hun staten toe. Duitsland bestond in die tijd uit vele koninkrijkjes waarin lang niet iedere vorst er deze verlichte ideeën op nahield. Vaak bleef de vorst er een absolutistische heerschappij uitoefenen. Ook in Frankrijk leefde de absolute heerschappij van de vorst voort. In 1789 leidde dit tot de Franse Revolutie.
Meer informatie over Friedrich II. en Absolutismus in Duitsland. (Planet Wissen) |
Eén van de verlichte vorsten was de Pruisische koning Friedrich II, ook wel Friedrich der Große (1712 – 1786) genoemd. In zijn staat was iedereen – ook de vorst – voor de wet gelijk. Een beroemde spreuk van hem is: Jeder soll nach seiner Façon (= manier) selig werden. Hij schafte in Pruisen de folterstraffen af en riep op tot tolerantie tegenover andere geloofsrichtingen. Zo bood hij een toevluchtsoord voor vervolgde protestantse Hugenoten uit Frankrijk. De door Friedrich der Große zeer bewonderde Franse schrijver en filosoof Voltaire werkte aan diens hof.
Wat is Verlichting? Uitleg in een notendop:
Ein Lob der Vernunft. Das Zeitalter der Aufklärung. Radiouitzending voor liefhebbers (br2; 23′):
Literatuur
Johann Christoph Gottsched
De bekendste schrijvers uit de Verlichting waren geleerden. Aanvankelijk had vooral Johann Christoph Gottsched (1700 – 1766) met zijn strenge opvattingen over literatuur een grote invloed op het literaire leven van zijn tijd.
Volgens Gottsched mocht op toneel alleen worden opgevoerd wat waarschijnlijk was. Daarnaast mochten volgens hem in een tragedie alleen adellijke personages als hoofdpersonen voorkomen. Daarmee kon men in die tijd in de grote theaters, die voornamelijk alleen nog maar aan de hoven bestonden, goed voor de dag komen. Burgers en de lagere standen hadden dan hun plaats in de komedies, om hen moest door de adel immers flink gelachen kunnen worden. Onderscheid moest er zijn. Hoewel Gottsched wel een vernieuwing en niveauverbetering van het minder hoogstaande, burgerlijke theater met zijn clowns en Hans Worst-figuren voorstond, bleef hij vasthouden aan deze zogenaamde Ständeklausel (= standenclausule. Een clausule is een regel).
Verder vond Gottsched ook, dat er in een tragedie niet mocht worden afgeweken van het aan Aristoteles toegeschreven principe van eenheid van tijd, plaats en handeling. Toneelschrijvers moesten zich nu eenmaal aan vaste regels houden. Alles moest dus na elkaar, op dezelfde plaats plaatsvinden, net alsof je er bij was. Een scenewisseling of een flashback, dingen die we in moderne theaterstukken, films en boeken tegenwoordig heel normaal vinden, werden als onlogisch en ongewenst ervaren.
Theater moest de toeschouwer iets leren, een morele levenswijze ter navolging voorhouden. Zo komt in deze tijd in plaats van het geloof, nu de moraal op de eerste plaats te staan.
Gotthold Ephraim Lessing
Gotthold Ephraim Lessing (1729 – 1781) was een groot criticus van de starre regels van Gottsched. Naar zijn opvatting diende de schrijver zich niet zozeer aan regels te houden, als wel zijn creatieve kracht (genie) te gebruiken. Hiermee werd hij de wegbereider van de latere Sturm und Drang-dichters. Onder invloed van Shakespeare maakt hij van de spelers op het toneel, ook van vorsten, echte mensen met wie de toeschouwer mee kan voelen. De klassieke gedachte van noodlot en wil der goden of het middeleeuwse schema van zonde en genade, maakt in de Verlichting definitief plaats voor de mens met al zijn zwakheden, fouten en eigen verantwoordelijkheid.
Het is de taak van het theater om de toeschouwer daar op te wijzen en om vrees en medelijden – deze woorden stammen van de de Griekse filosoof Aristoteles – in hem op te wekken, zodat de mens besser und tugendhafter wordt.
Niet alleen theater, maar ook gedichten en fabels zijn bij uitstek geschikt om dit educatieve doel te dienen. Lessing schreef ook essays, epigrammen, fabels, gedichten en toneelstukken. Lessing heeft in ‘Hamburgische Dramaturgie’ zijn opvattingen over theater beschreven.
Over de functie van de tragedie schrijft Lessing:
|
|
Fabels en gedichten van Lessing
Het woord fabel stamt af van het Latijnse fabula dat vertelling betekent. Wij kennen de fabel als een leerzame vertelling waarin dieren optreden met menselijke eigenschappen. Doorgaans wordt een algemene waarheid of een praktische levenswijsheid verduidelijkt. De bekendste fabelverteller uit de oudheid was de Romein Aesopus (620 – 560 v. Chr), die het voorbeeld was voor de Franse schrijver La Fontaine en voor Lessing. Lessing heeft zowel in prosa- als in versvorm vele fabels geschreven en ook over dit genre theorieën geschreven.
Der Esel und der Wolf
Ein Esel begegnete einem hungrigen Wolfe. “Habe Mitleid mit mir”, sagte der zitternde Esel, “ich bin ein armes krankes Tier; sieh nur, was für einen Dorn ich mir in den Fuß getreten habe!” “Wahrhaftig, du dauerst mich”, versetzte der Wolf. “Und ich finde mich in meinem Gewissen verbunden, dich von deinen Schmerzen zu befreien.” Kaum ward das Wort gesagt, so ward der Esel zerrissen. |
Der Tanzbär
Ein Tanzbär war der Kett’ entrissen, |
Naast fabels in versvorm schreef Lessing ook gewone gedichten.
Lob der Faulheit
In dit gedicht gaat om een lofzang op de luiheid:
Faulheit, endlich muß ich dir |
Toneel
In zijn toneelstuk Miss Sarah Sampson breekt Lessing met een tweetal theaterwetten. Ten eerste was het stuk niet op rijm, maar in proza geschreven en ten tweede was het een tragedie met daarin gewone burgers. Andere beroemde toneelstukken van Lessing, die ook tegenwoordig nog wel gespeeld worden, zijn Minna von Barnhelm, Emilia Galotti en Nathan der Weise.
- Minna von Barnhelm
De komedie Minna von Barnhelm (1763) gaat over een majoor die vanwege schulden in zijn eer is gekrenkt. Om die reden wil hij zijn verloofde Minna von Barnhelm niet huwen. Door een list van haar worden zijn eer en hun huwelijk alsnog gered.
- Emila Galotti
Emilia Galotti gaat over de willekeur en almacht van een kleine absolutistische vorst. Deze heeft zijn zinnen op het verloofde burgermeisje Emilia gezet en gaat daarvoor geen enkel machtsmiddel uit de weg. Om zich voor de verleiding door de vorst te behoeden vraagt zij aan haar vader om haar te doden. In dit stuk uit 1772 weerklinkt de verontwaardiging van de zelfbewuste, verlichte burger tegen de willekeur en de ongerechtigheid van de maatschappelijke toestanden in die dagen.
Fragment uit Nathan der Weise (Ringparabel 10′):
Nathan der Weise
Nathan der Weise is een toneelstuk uit 1779 waarin Lessing een pleidooi houdt voor humaniteit en verdraagzaamheid. Het stuk speelt zich af in Jerusalem ten tijde van de derde kruistocht (1189 – 1192). Het komt tot een conflict tussen vertegenwoordigers van de drie godsdiensten: het jodendom, het christendom en de islam. Centraal in het stuk staat de Ringparabel, een gelijkenis die Nathan (een joodse adviseur van de sultan) in antwoord op de vraag van sultan Saladin vertelt. De sultan wilde weten welke godsdient in zijn rijk nu de ware is.
De ringparabel verhaalt van een stervende vader die niet weet aan wie van zijn drie zonen hij zijn ring (met bijzondere krachten) moet geven. De ring maakt de bezitter tot een aangenaam en liefdevol mens voor god en medemens. De vader laat twee kopieën maken. Na zijn dood krijgen de zoons ruzie over de vraag wie van de drie de echte ring bezit. Dan gaan zij naar een rechter om een oordeel te vragen. De rechter antwoordt, onder verwijzing naar de bijzondere kracht die de ring bezit, dat een wijzer man dan hij over duizenden jaren zijn eindoordeel over de ringen zal uitspreken. Met andere woorden: de vraag naar de waarheid van godsdiensten, valt voor Lessing samen met de vraag naar welk geloof het meeste bijdraagt aan vrede, geluk en liefde in de wereld.
Fragment uit Nathan der Weise
Es eifre (= nastreven) jeder seiner unbestochnen G. E. Lessing, Nathan der Weise, derde bedrijf, scène 7. Klik hier voor de gehele tekst van de 3e acte, 7e scene. (Ringparabel.)
Bekijk hier Nathan der Weise to go:
Radiouitzending over de actualiteit van Nathan der Weise (Dagmar Lorenz, swr2): |
Na de periode van de Verlichting volgt de periode van de Sturm und Drang