11. Poëtisch realisme (1850 – 1890)

 

 

In het Duits: Poetischer Realismus

 

 

Een nieuw verlangen

 

‘… die Welt ist des Spekulierens müde und verlangt nach jener ‘frischen grünen Weide’, die so nah lag und doch so fern.’

‘… de wereld is het speculeren moe en verlangt naar frisse groene weiden, die binnen handbereik lagen, maar toch zo ver verwijderd.’

(Theodor Fontane in: Unsere lyrische und epische Poesie seit 1848.)

 

Theodor Fontane in zijn geboortestad Neuruppin

Verlangen als centraal begrip zou je eerder bij de romantici verwachten dan bij de schrijvers uit de tweede helft van de 19e eeuw, die zich realisten noemden. De realisten stelden zich niet ten doel de wereld te veranderen of te verbeteren. Zij wilden veeleer de situatie van het individu in de maatschappij inventariseren en doorgronden. Hun werk moest een Widerspiegelung, een getrouwe weergave van de werkelijkheid om hen heen zijn. Zij hielden zich verre van bespiegelingen over hoe de wereld er ideaal gesproken uit zou kunnen zien. Deze aan zich zelf opgelegde beperking om zich geheel bij het hier en nu te houden, was karakteristiek voor de realisten.

Kennis van de werkelijkheid stond centraal in deze tijd. Daarom waren de daarbij behorende literaire genres, zoals documentaire, dagboek en het feuilleton erg populair. Veel realisten waren ook als journalist werkzaam. Aanvankelijk werd het woord ‘realisme’ ook wel als scheldwoord gebruikt. Voor een plaatje van de werkelijkheid is maar weinig fantasie nodig, het realisme is geen kunst, zo zeiden sommige tijdgenoten.

Industrialisering in Duitsland. BASF-Werke in Ludwigshafen. 1881

Bijna alle grote realisten waren in hun jonge jaren vernieuwers geweest. Zij streefden als velen in de negentiende eeuw naar vrijheid, burgerrechten en een democratische eenheid van Duitsland. Dit streven mondde uit in de burgerlijke revolutie van 1848, die echter jammerlijk mislukte. De gevestigde orde, de adel, behield zijn macht. Volgens de realisten had het geen zin om achterom te kijken naar vervlogen politieke idealen. Want wie nu goed om zich heen keek, zag reeds een nieuwe tijd in bloei staan. De economie, de techniek – denk aan de stoommachine – en de wetenschap – met name de ontdekkingen op het terrein van de natuurwetenschappen – waren volop in ontwikkeling. Een nieuwe lente lag in het verschiet.

Maar na de mislukte revolutie was wel enige voorzichtigheid geboden. Voor de groeiende klasse van burgers was het immers ook een onzekere tijd. Want waar was hun plaats tussen de oude in verval zijnde adel en het opkomende revolutionaire proletariaat in een snel veranderende maatschappij? Men zocht naar waarden en tradities, die houvast konden bieden in nieuwe tijden. De tijd van politieke experimenten leek in elk geval voorbij, je moest realistisch zijn. Tel je zegeningen en zie de ontwikkelingen in de maatschappij nuchter onder ogen, zo dacht men veelal. Het verlangen zou bescheidener geformuleerd gaan worden.

Eén van de grootste schrijvers onder de Duitse realisten was Theodor Fontane (1819 – 1898). Wat hij onder het moderne realisme verstond, beschrijft hij in dit citaat. In elk geval wilde hij iets anders dan een platte weergave van de ellende in de maatschappij.

 

Ellende met realisme verwisseld.

‘Der Realismus in der Kunst ist so alt als die Kunst selbst, ja, noch mehr: er ist die Kunst. Unsere moderne Richtung ist nichts als eine Rückkehr auf den einzig richtigen Weg, die Wiedergenesung eines Kranken, die nicht ausbleiben konnte, solange sein Organismus noch überhaupt ein lebensfähiger war. (…) Vor allen Dingen verstehen wir nicht darunter das nackte Wiedergeben alltäglichen Lebens, am wenigsten seines Elends und seiner Schattenseiten. Traurig genug, dass es nötig ist, derlei sich von selbst verstehende Dinge noch erst versichern zu müssen. Aber es ist noch nicht allzu lange her, dass man (namentlich in der Malerei) Misere mit Realismus verwechselte und bei Darstellung eines sterbenden Proletariers, den hungernde Kinder umstehen, (…) sich einbildete, der Kunst eine glänzende Richtung vorgezeichnet zu haben. Diese Richtung verhält sich zum echten Realismus wie das rohe Erz zum Metall: die Läuterung fehlt.’

(Theodor Fontane in: Unsere lyrische und epische Poesie seit 1848.)

‘Realisme in de kunst is zo oud als de kunst zelf, sterker nog: het is de kunst. Onze moderne richting is niets anders dan een terugkeer naar de goede weg, de genezing van een zieke, die wel plaats moest vinden, op het moment dat zijn lichaam nog levensvatbaar was. (…) Voor alles verstaan wij onder realisme in elk geval niet het zuivere weergeven van het alledaagse leven en zeker niet de weergave van de ellende en de schaduwkanten ervan. Het is al treurig genoeg, dat men zich van zulke voor zich sprekende zaken eerst nog verzekeren moet. Maar het is niet zo heel lang geleden, dat men (vooral in de schilderkunst) ellende met realisme verwisselde en bij de weergave van een stervende proletariër, met daar omheen staande uitgehongerde kinderen (…), meende iets schitterends in de kunst tot stand te hebben gebracht. Deze stroming verhoudt zich tot het echte realisme als het ruwe erts tot het metaal: het is niet gelouterd.’ (Vertaling J.K.)

 

 Realisme is geen fotografie

Een realistisch schilderij is meer dan een foto. Courbet, De steenkloppers, 1849.

Voor een simpele afspiegeling van de werkelijkheid waren er door de fotografie inmiddels betere technieken voorhanden dan een schilderij of een verhaal. Niet alleen de beeldende kunst, maar ook de Dichtung, de kunst van het woord, had er sinds de uitvinding van de fotografie in 1839 een concurrent bij gekregen. Maar een foto op zich was nog geen kunst: ‘die Läuterung fehlt’. Hiermee gingen de realisten tegen de bezwaren van hun critici in. Zij wilden iets meer dan het simpel afbeelden van de werkelijkheid. De kernvraag was voor de realisten, hoe zij de maatschappij, het ruwe materiaal, het beste zouden kunnen weergeven.

Caspar David Friedrich, Vrouw bij zonsopgang.

Als een soort provocatie en een protest tegen enerzijds de romantiek, maar ook tegen de regels van het classicisme, had de Franse schilder Gustave Courbet (1819 – 1877) een tentoonstelling georganiseerd met de titel: ‘Le Réalisme’.

Wie zijn schilderijen vergelijkt met die van bijvoorbeeld Caspar David Friedrich uit de tijd van de romantiek ziet direct dat het Courbet niet om het wonderbaarlijke, diepere of fantastische ging dat afgebeeld moest worden, maar om een helder verband tussen kunst en werkelijkheid.

 

Caspar David Friedrich laat op zijn schilderijen iets zien, dat er niet is en afwezig is, Courbet geeft juist een realiteit weer en schildert wat er werkelijk te zien is. Dit verband tussen kunst en werkelijkheid is niet zoals op een foto een directe weergave van de werkelijkheid. De werkelijkheid wordt er in een bepaald perspectief geplaatst en naar de hand van de kunstenaar gestileerd. Zo ontstaat pas wat realisten onder kunst verstaan.

 

Het realisme in de literatuur

De realisten waren het ‘speculeren’ en de idealisering van de werkelijkheid moe, zoals zij dat in de romantiek bij hun voorgangers zagen. Zij namen hun uitgangspunt consequent in de materiële werkelijkheid, maar bleven daarbij niet simpelweg staan, zoals dat in de fotografie gebeurde. Vanuit het ruwe materiaal dat de werkelijkheid nog is, wilden ze de sprong maken naar de kunst.

Gustave Flaubert (1821 – 1880)

Realisten wilden de werkelijkheid dus niet zomaar afbeelden.

Ze wilden geen pure mimesis – nabootsing van de natuur – naar het ideaal van de kunst volgens Aristoteles. Zij zagen dat bij de naturalisten (zie de periode van de Jahrhundertwende) in hun tijd weer terug komen. De naturalisten probeerden de werkelijkheid zo getrouw mogelijk weer te geven, ook met haar lelijke kanten.

De realisten daarentegen probeerden de werkelijkheid mooier te maken, te ‘poëtiseren’ (naar het griekse ‘poesis’ = maken). Vandaar ook de naam voor deze stroming: poëtisch realisme.

In Frankrijk was er al veel vroeger dan in Duitsland een realistische stijl in kunst en literatuur ontstaan. Met Gustave Flaubert waren de realisten van mening, dat de werkelijkheid slechts de trampoline, het springkussen was en het kunstwerk het product dat daaruit als vanzelf tevoorschijn kwam (Gustave Flaubert: ‘La réalité, selon moi, ne doit être qu’un tremplin.’ In een brief aan Iwan Turgenjew, 8.12.1877).

De loutering van het ruwe erts tot metaal mocht echter niet ontbreken, wilde er van echte realistische kunst sprake zijn, zo vonden de realisten.

 

Samengevat zijn de kenmerken van het poëtisch realisme:

  • De realisten nemen hun uitgangspunt in de realiteit, zij willen menselijke ervaringen verwerken.
  • Net als in de schilderkunst gaat het bij hen niet om een afspiegeling van de werkelijkheid, maar om een weergave ervan, vanuit een bepaald perspectief.
  • De kunstenaar ziet af van het wonderbaarlijke en het fantastische, hij wil geen romantische sprookjeswereld of ideale werkelijkheid symboliseren.
  • De werkelijkheid is de concrete wereld van de kunstenaar. Zijn stad, dorp of landstreek staan dan ook vaak centraal (en niet de geïdealiseerde romantische natuur).
  • Ontwikkelingen op politiek (streven naar democratisering), op sociaal (nieuwe klasse van burgers, naast in verval zijnde adel), economisch (industriële revolutie) en wetenschappelijk gebied (natuurwetenschap) zijn van invloed op het werk van de poëtisch realisten.

 

 

In Duitsland ontstond het realisme later dan in Frankrijk, Rusland of Engeland.

In deze landen hadden grote realisten als Honoré de Balzac (1799 – 1850), Gustave Flaubert (1821 – 1880), Stendhal (1783 – 1842), Fjoder Dostojewski (1821 – 1881), Lew Tolstoj (1828 – 1910) en Charles Dickens (1812 – 1870) of Walter Scott (1771 – 1832) al naam gemaakt.

Hun werken waren ook in het Duits vertaald en oefenden grote invloed uit op de Duitse realisten. Een school of een hechte vereniging met een centrum van schrijvers, zoals in de tijd van de romantiek wel bestond, kenden de realisten niet. Zij hadden alleen dezelfde idealen gemeenschappelijk, die zij sinds de burgerlijke revolutie van 1848 koesterden. De meesten van hen hadden de revolutie meegemaakt toen ze jong waren en de idealen ervan van harte onderschreven.

 

Einigkeit und Recht und Freiheit

Meer informatie over de Duitse geschiedenis in deze periode vind je op het Duitslandweb.
Alexanderplatz Berlin 1848. Fontane had deelgenomen aan de opstanden.

De dichter August Heinrich Hoffmann von Fallersleben (1798 – 1874) had de idealen van deze generatie in zijn Duitslandlied kernachtig onder worden gebracht:

‘Einigkeit und Recht und Freiheit, für das deutsche Vaterland.’

 

 

 

 

 

18 januari 1871 komt in de spiegelzaal in Versailles het tweede keizerrijk tot stand. Bismarck (in het witte uniform) wordt rijkskanselier.

De Kleinstaaterei van 39 afzonderlijke ondemocratisch bestuurde staatjes was de nieuwe opkomende klasse van burgers een gruwel. Hun ideaal van eenheid stond gelijk aan de roep om invloed op het landsbestuur (algemeen kiesrecht) en om meer economische macht. Toen Hoffmann von Fallersleben zijn lied schreef was de tijd daarvoor echter nog niet rijp. Pas veel later, na drie oorlogen, met Denemarken (1864), Oostenrijk (1866) en Frankrijk (1871), konden de eisen van 1848 ingewilligd worden.

Niet van onderen af, langs democratische weg, maar als het ware van bovenaf opgelegd door het imperialistische machtsstreven van Bismarck werd in elk geval het ideaal van Einigkeit uit de revolutie van 1848 gerealiseerd.

Na de overwinning op Frankrijk werd de koning van Pruisen, Wilhelm, in 1871 in de Spiegelzaal in Versailles gekroond tot keizer Wilhelm I van Duitsland.

 

Naast de keizer was de Siegessäule in Berlijn een symbool van de Duitse eenheid. De Siegessäule werd naar aanleiding van de overwinning op Frankrijk met omgesmolten oorlogsbuit (de loop van kanonnen) opgericht en werd in 1873 voor de Reichstag onthuld. 

In de jaren dertig hebben de Nazi’s de Siegessäule naar Tiergarten verplaatst.

Meer over de Siegessäule

 

Industrialisatie en veranderingen in de maatschappij

Adolph Menzel, Das Eisenwalzwerk. 1875

Intussen maakte Duitsland een snelle industriële ontwikkeling door. De stad Berlijn groeide van 236.0000 inwoners in 1833 tot meer dan 1,7 miljoen inwoners in 1890. De burgerij die zich in de jaren vijftig teleurgesteld uit de politiek had teruggetrokken, raakte enthousiast over de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van industrie en techniek. Steeds meer mensen vonden in de fabrieken in en rond de steden werk. Het zelfbewustzijn van een nieuwe klasse burgers werd hierdoor versterkt. In deze tijd ontstonden industrieën als Krupp, Hanomag, MAN, Zeiss en Siemens. Het verlies van de idealen van vroeger werd door deze ontwikkelingen en de daarbij behorende verbeterde positie van de burgers enigszins gecompenseerd.

Bekijk de uitzending: Mit Dampf in eine neue Zeit: Industrialisierung in Deutschland.

 

Vertrek van Koning Willem I naar het leger. Adolph Menzel.

De kunstenaar Adolph Menzel (1815-1905) schetste in zijn schilderijen tamelijk precies de toenmalige ontwikkelingen in de maatschappij. Op het schilderij ‘Het vertrek van koning Willem I naar het leger ‘ neemt de koning geen centrale plaats meer in, maar is hij slechts één van de vele burgers

De snelle economische ontwikkelingen hadden ook hun keerzijde. Naast chique boulevards met ruime woningen en parken voor de gegoede burgerij ontstonden er ook wijken met woningen, waar arbeiders als in kazernes opeengepakt in donkere ruimtes op binnenhoven leefden, de zogenaamde Mietskasernen.

 

Mietskasernen in Berlin.
Karl Marx 1818 – 1883

Karl Marx en Friedrich Engels probeerden een antwoord te vinden op het nieuw ontstane sociale vraagstuk. Das Kapital, een analyse van het kapitalisme door Karl Marx, werd in 1867 gepubliceerd. Marx voorspelde een steeds grotere kloof tussen rijk en arm. De toenemende Verelendung (toename van ellende) van de proletariërs (de arbeider, die alleen proles, dat zijn kinderen, bezit) zou uiteindelijk leiden tot revolutie en ineenstorting van het kapitalisme (Der große Kladderadatsch). De eerste vakbond en een socialistische partij werden in deze tijd in Duitsland opgericht.

 

Bij Reclam verscheen in deze tijd als eerste deel Goethe, Faust I.
 

In deze turbulente tijden probeerde de nieuwe klasse van gegoede burgers hun oude waarden veilig te stellen. De nieuwe zekerheid die zij zochten, vonden zij vooral bij de Duitse klassieken. De bandjes van de beroemde Reclam-bibliotheek werden in deze tijd voor het eerst in massaoplages uitgegeven. Deel 1 ervan was Goethes Faust.

Standbeelden van Goethe en Schiller verschenen overal in Duitsland.
 

Ook de karakteristieke standbeelden van Goethe en Schiller werden in deze tijd in Berlijn, Weimar en tal van andere steden opgericht. Het zijn allemaal tekenen van een ijverig zoeken naar zekerheid. Men zocht naar traditionele waarden en een duidelijke oriëntatie of houvast in een politiek en economisch zeer onzekere tijd. 

 

Wat is Realismus in een notendop:

 

Vernieuwing in de literatuur

In de literatuur werd er intussen ook naar een voorzichtige en bescheiden vernieuwing gestreefd. Voorzichtig moet hier benadrukt worden. Tegen de achtergrond van de hierboven geschetste ontwikkelingen was er voor utopische fantasieën of revolutionaire idealen bij een nieuwe generatie schrijvers, in elk geval geen plaats meer. Alleen een voorzichtig in kaart brengen van de alledaagse werkelijkheid zou de voor de juiste vernieuwing in de literatuur kunnen zorgen. Eén van hen formuleerde het zo:

 

‘Wir fordern vom Roman, dass er eine Begebenheit erzähle, welche, in allen ihren Teilen
verständlich, durch den inneren Zusammenhang der Teile als eine geschlossene Einheit
erscheint und deshalb eine bestimmte einheitliche Färbung in Stil, Schilderung und in
Charakteristik der darin auftretenden Personen möglich macht. (…) Dadurch entsteht dem Leser das behagliche Gefühl der Sicherheit und Freiheit (…).’Gustav Freytag, aus einer Rezension in den ‘Grenzboten’ 1854.’Van een roman vragen we dat hij ergens over gaat, dat hij op elk vlak begrijpelijk is, zich door een innerlijke samenhang der delen als een afgesloten geheel aan de lezer presenteert en daardoor een bepaalde uniforme kleur in stijl, beschrijving en karakterisering van de daarin voorkomende personen mogelijk maakt. (…) Zo zal er bij de lezer een behaaglijk gevoel van veiligheid en vrijheid ontstaan (…).’ Vertaling J.K.

 

 

 

Theodor Fontane (1819 – 1898)

 

Theodor Fontane

Theodor Fontane wordt wel als de grootste Duitse schrijver onder de realisten beschouwd. In 1819 wordt hij in Neuruppin in Brandenburg als zoon van een apotheker uit een Frans geslacht geboren. Hij volgt zelf ook de opleiding tot apotheker en oefent daarna geruime tijd dit beroep uit. Eerst in Magdeburg, later in Leipzig en Dresden. Hij voelt zich echter steeds meer aangetrokken tot het schrijverschap. In 1844 vestigt hij zich in Berlijn, hij bezoekt London en hij zoekt werk als journalist.

In de apotheek aan de Spandauerstraße Berlin begon Fontane zijn opleiding tot apotheker.

In Berlijn teruggekeerd, wordt hij lid van verschillende literaire kringen, waaronder de zondagskring ‘Tunnel über der Spree.’ Engeland is voor velen in Duitsland een voorbeeld van economische en technische vooruitgang, een toonbeeld van progressiviteit op vele gebieden. De naam van de literaire kring in Berlijn is dan ook niet voor niets gekozen. In London werd in die tijd als technisch hoogstandje een tunnel onder de Thames gegraven. Dat sprak sterk tot de verbeelding. Zou een tunnel over de Spree niet nog mooier zijn?

Vele schrijvers sympathiseren met de progressieve bewegingen in Europa. Maar de mislukte revolutie van 1848 tekent vaak hun verdere loopbaan en denken. Fontanes levensloop is nauw verbonden met de lotgevallen van Duitsland in de negentiende eeuw. Als hij in 1850 getrouwd is, laat hij zich in 1852 uiteindelijk voor de conservatieve ‘Preußische Zeitung’ als journalist naar Engeland sturen.

‘Ich habe mich … der Reaction für monatlich 30 Silberlinge verkauft’, geeft hij als commentaar. (‘Ik heb mij voor een maandelijkse som van 30 zilverlingen aan het conservatieve kamp uitgeleverd’.)

Van zijn novellen, gedichten en eerste romans kan hij op dat moment nog niet leven. Teruggekeerd in Duitsland legt hij zich toe op beschrijvingen van zijn tochten door de Mark Brandenburg: ‘Wanderungen durch die Mark Brandenburg’. In veel gedichten van Fontane speelt dit gebied een grote rol. Een voorbeeld daarvan is Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland.

Bekijk hier de tv-uitzending Dichter dran over Theodor Fontane.

 

 

Beluister hier het gedicht: Herr von Ribbeck.

Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland kun je hier lezen.

 

Herr von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland,
Ein Birnbaum in seinem Garten stand,
Und kam die goldene Herbsteszeit
Und die Birnen leuchteten weit und breit,
Da stopfte, wenn’s Mittag vom Turme scholl,
Der von Ribbeck sich beide Taschen voll.
Und kam in Pantinen ein Junge daher,
So rief er: ‘Junge, wiste ‘ne Beer?’
Und kam ein Mädel, so rief er: ‘Lütt Dirn,
Kumm man röwer, ick hebb ‘ne Birn’.

So ging es viel Jahre, bis lobesam
Der von Ribbeck auf Ribbeck zu sterben kam.
Er fühlte sein Ende. ’s war Herbsteszeit,
Wieder lachten die Birnen weit und breit;
Da sagte von Ribbeck: ‘Ich scheide nun ab.
Legt mir eine Birne mit ins Grab.’
Und drei Tage drauf, aus dem Doppeldachhaus,
Trugen von Ribbeck sie hinaus,
Alle Bauern und Bündner mit Feiergesicht
Sangen ‘Jesus meine Zuversicht’.
Und die Kinder klagten, das Herze schwer:
‘He is dod nu. Wer giwt uns nu ‘ne Beer?’

So klagten die Kinder. Das war nicht recht –
Ach, sie kannten den alten Ribbeck schlecht;
Der neue freilich, der knausert und spart,
Hält Park und Birnbaum strenge verwahrt.
Aber der alte, vorahnend schon
Und voll Mißtrauen gegen den eigenen Sohn,
Der wußte genau, was er damals tat,
Als um eine Birn’ ins Grab er bat,
Und im dritten Jahr aus dem stillen Haus
Ein Birnbaumsprößling sproßt heraus.

Und die Jahre gehen wohl auf und ab,
Längst wölbt sich ein Birnbaum über dem Grab,
Und in der goldenen Herbsteszeit
Leuchtet’s wieder weit und breit.
Und kommt ein Jung’ übern Kirchhof her,
So flüstert’s im Baume: ‘Wiste ‘ne Beer?’
Und kommt ein Mädel, so flüstert’s: ‘Lütt Dirn,
Kumm man röwer, ick gew’ di ‘ne Birn.’

So spendet Segen noch immer die Hand
Des von Ribbeck auf Ribbeck im Havelland.

 

 

Herr von Ribbeck

De oude Von Ribbeck in het gedicht vertegenwoordigt nog de oude maatschappij, waarin goedheid en vrijgevigheid hoog staan aangeschreven. Maar met de nieuwe, jonge generatie lijken hebzucht en het grote graaien het te gaan winnen van deze oude deugden.

Kenmerkend voor Fontane is, dat alle nieuwe stormachtige ontwikkelingen in binnen- en buitenland grote indruk op hem maken. Maar nergens laat hij zich er door meeslepen. Als journalist verslaat hij zakelijk de drie oorlogen, die Duitsland met zijn buurlanden voert. Hij wil de wereld nemen zoals zij is.

Dat is realisme: ‘die Widerspiegelung alles wirklichen Lebens‘, een nauwkeurige inventarisatie van wat er gebeurt. Hij is wars van utopieën en illusies, hij legt zich volledig toe op kritische waarneming.

‘Der Realismus ist das Wahre, schließt die Lüge, das Forcierte, das Nebelhafte aus’

(‘Realisme is het ware, sluit leugen, gezochte en vage voorstellingen uit.’  Vert. JK).

Het gedicht Ja, das möchte’ ich noch erleben is kenmerkend voor zijn realisme.

 

Beluister het gedicht: Ja, da’s möchte ich noch erleben.

Ja, das möcht’ ich noch erleben kun je hier lezen.

 

Ja, das möcht’ ich noch erleben

Eigentlich ist mir alles gleich,
Der eine wird arm, der andre wird reich,
Aber mit Bismarck, – was wird das noch geben?
Das mit Bismarck, das möcht’ ich noch erleben.

Eigentlich ist alles so so,
Heute traurig, morgen froh,
Frühling, Sommer, Herbst und Winter,
Ach, es ist nicht viel dahinter.
Aber mein Enkel, so viel ist richtig,
Wird mit Nächstem vorschulpflichtig,
Und in etwa vierzehn Tagen
Wird er eine Mappe tragen,
Löschblätter will ich in’s Heft ihm kleben –
Ja, das möcht’ ich noch erleben.

Eigentlich ist alles nichts,
Heute hält’s, und morgen bricht’s,
Hin stirbt alles, ganz geringe
Wird der Werth der irdschen Dinge;
Doch wie tief herabgestimmt
Auch das Wünschen Abschied nimmt,
Immer klingt es noch daneben:
Ja, das möcht’ ich noch erleben.

 

Fontane is niet alleen als journalist een goed waarnemer van zijn tijd. Ook als dichter heeft hij oog en oor voor details en wetmatigheden in natuur en maatschappij, zoals uit dit gedicht Mittag blijkt.

 

Beluister het gedicht: Mittag.

Mittag

Am Waldessaume träumt die Föhre,
am Himmel weiße Wölkchen nur;
es ist so still, dass ich sie höre,
die tiefe Stille der Natur.

Rings Sonnenschein auf Wies’ und Wegen,
die Wipfel stumm, kein Lüftchen wach,
und doch, es klingt, als ström’ ein Regen
leis tönend auf das Blätterdach.

 

Het laatste huis in de Potsdamerstraße waar Fontane woonde.

Fontanes leven verloopt overigens niet zonder zorgen. Zijn vrouw baart zeven kinderen, waarvan er drie al vroeg sterven. Het kost hem veel moeite om voldoende geld te verdienen en zijn gezin te onderhouden. Hij moet regelmatig verhuizen. Pas als hem een baan aangeboden wordt bij de koninklijke academie voor de kunsten, gaat het hem in materieel opzicht wat beter. Later lukt het hem ook van zijn boeken te leven. Fontane blijft tot het eind van zijn leven, ondanks zijn grote successen op latere leeftijd, gebukt gaan onder ziekte, zenuwinzinkingen en slechte stemmingen. Op 20 september 1898 sterft Fontane.

 

Geloof in de vooruitgang: Die Brücke am Tay

Beluister het gedicht: Die Brücke am Tay

Lees hier het gedicht Die Brücke am Tay

 

Die Brücke am Tay

When shall we three meet again? Macbeth

‘Wann treffen wir drei wieder zusamm’?’
‘Um die siebente Stund’, am Brückendamm.’
‘Am Mittelpfeiler.’
‘Ich lösche die Flamm’.’
‘Ich mit.’
‘Ich komme vom Norden her.’
‘Und ich vom Süden.’
‘Und ich vom Meer.’
‘Hei, das gibt ein Ringelreihn,
und die Brücke muß in den Grund hinein.’
‘Und der Zug, der in die Brücke tritt
um die siebente Stund’?’

‘Ei, der muß mit.’
‘Muß mit.’
‘Tand, Tand
ist das Gebild von Menschenhand.’

Auf der Norderseite, das Brückenhaus –
alle Fenster sehen nach Süden aus,
und die Brücknersleut’, ohne Rast und Ruh
und in Bangen sehen nach Süden zu,
sehen und warten, ob nicht ein Licht
übers Wasser hin ‘ich komme’ spricht,
‘ich komme, trotz Nacht und Sturmesflug,
ich, der Edinburger Zug.’

Und der Brückner jetzt: ‘Ich seh einen Schein
am andern Ufer. Das muß er sein.
Nun, Mutter, weg mit dem bangen Traum,
unser Johnie kommt und will seinen Baum,
und was noch am Baume von Lichtern ist,
zünd alles an wie zum heiligen Christ,
der will heuer zweimal mit uns sein, –
und in elf Minuten ist er herein.’

Und es war der Zug. Am Süderturm
keucht er vorbei jetzt gegen den Sturm,
und Johnie spricht: ‘Die Brücke noch!
Aber was tut es, wir zwingen es doch.
Ein fester Kessel, ein doppelter Dampf,
die bleiben Sieger in solchem Kampf,
und wie’s auch rast und ringt und rennt,
wir kriegen es unter: das Element.

Und unser Stolz ist unsre Brück’;
ich lache, denk ich an früher zurück,
an all den Jammer und all die Not
mit dem elend alten Schifferboot;
wie manche liebe Christfestnacht
hab ich im Fährhaus zugebracht
und sah unsrer Fenster lichten Schein
und zählte und konnte nicht drüben sein.’

Auf der Norderseite, das Brückenhaus –
alle Fenster sehen nach Süden aus,
und die Brücknersleut’ ohne Rast und Ruh
und in Bangen sehen nach Süden zu;
denn wütender wurde der Winde Spiel,
und jetzt, als ob Feuer vom Himmel fiel,
erglüht es in niederschießender Pracht
überm Wasser unten… Und wieder ist Nacht.

‘Wann treffen wir drei wieder zusamm’?’
‘Um Mitternacht, am Bergeskamm.’
‘Auf dem hohen Moor, am Erlenstamm.’
‘Ich komme.’
‘Ich mit.’
‘Ich nenn euch die Zahl.’
‘Und ich die Namen.’
‘Und ich die Qual.’
‘Hei!
Wie Splitter brach das Gebälk entzwei.’
‘Tand, Tand
ist das Gebilde von Menschenhand’

 

In 1879 kwamen 200 mensen om het leven bij het instorten van een spoorwegbrug in Schotland. Dit was de grootste spoorwegramp van de negentiende eeuw. Fontane bezoekt de plek en hij schrijft er een jaar later een indrukwekkend gedicht over. De keerzijde van alle technische vooruitgang is het natuurgeweld, dat sterker is dan mensenhand. Je zou verwachten dat Fontane in dit gedicht voor menselijke overmoed waarschuwt. Toch geeft het gedicht een andere kijk op dit ongeluk.

Die Brück’ am Tay

Fontane heeft grote sympathie voor Engeland als land van de vooruitgang en lichtend voorbeeld voor het op dat moment nogal achterlijke Duitsland. Onder verwijzing naar het drama Macbeth van Shakespeare, geeft hij niet de techniek of de mens de schuld, maar het noodlot in de gedaante van drie heksen, die verantwoordelijk zijn voor het aangerichte onheil. Het is zinloos om terug te verlangen naar de tijd van paard en wagen. Met vooruitgang en vernieuwing gaan altijd ook problemen gepaard, zo realistisch moet je zijn, daaraan valt niet te ontkomen.

 

Lees hier meer over leven en werk van Theodor Fontane op de site van de Fontane-Gesellschaft.

Beluister de radiouitzending ‘Theodor Fontane Leben und Werk’:

 

Viel Freud, viel Leid, das alte Lied

Fontane heeft niet alleen de gevolgen van de snelle technische veranderingen onder de loep genomen. Hij heeft ook veel oog voor de sociale problematiek, die hieruit voortvloeit. In de roman Irrungen, Wirrungen (1888), één van zijn mooiste, laat hij zien hoe de oude standenmaatschappij onder druk komt te staan. Uit de eerste zin van de roman kun je al opmaken dat wat er beschreven wordt, zich afspeelt in het nieuwe Berlijn uit de tijd van de Reichsgründung (1871), ook wel de Gründerzeit geheten.

Berlijn in de tijd van Fontane. Unter den Linden, Friedrichstraße.

‘An dem Schnittpunkte von Kurfürstendamm und Kurfürstenstraße, schräg gegenüber dem „Zoologischen“, befand sich in der Mitte der siebziger Jahre noch eine große, feldeinwärts sich erstreckende Gärtnerei, deren kleines, dreifenstriges, in einem Vorgärtchen um etwa hundert Schritte zurückgelegenes Wohnhaus, trotz aller Kleinheit und Zurückgezogenheit, von der vorübergehenden Straße her sehr wohl erkannt werden konnte.’

‘Op de kruising van de Kurfürstendamm en de Kurfürstenstraße, schuin tegenover de dierentuin, bevond zich midden in de jaren zeventig nog een grote, zich veld inwaarts uitstrekkende tuinderij, waarvan het kleine, zich op honderd meter naar achteren in de voortuin bevindende huisje met drie raampjes, ondanks alle kleinheid en bescheidenheid, vanaf de weg die er langs liep, heel goed te zien was.’ Vertaling JK.

 

Irrungen, Wirrungen, een liefdesgeschiedenis

Tegen de achtergrond van het nieuwe Berlijn schetst Fontane in dit boek heel nauwkeurig een romantische liefdesgeschiedenis met tragische afloop. De hoofdpersonen, die elkaar liefhebben, de eenvoudige Lene Nimptsch en Botho von Rienäcker, die van adel is, kunnen door het standsverschil nu eenmaal niet met elkaar trouwen. Fontane laat zien, dat de adel nog gevangen zit in de normen en waarden van een voorbije tijd.

Onmiskenbaar neemt hij het op voor de nieuwe klasse van burgers, waar Lene toe behoort. Zij trouwt uiteindelijk uit liefde met een andere man, Gideon Franke, nadat zij door Botho aan de kant is gezet. Botho, die zich regelmatig, veelzeggend op zijn schommelstoel – symbolisch voor twijfel en onzekerheid, misschien ook voor de geslachtsdaad – aan zelfbespiegelingen over vrijheid, authenticiteit, leugen en schijn overgeeft, sluit de roman af met de woorden:

‘Gideon ist besser als Botho.’

De adel leeft nog in een wereld van schijn, verborgen achter een masker. Geluk en vrijheid zijn alleen te vinden in de nieuwe op handen zijnde maatschappij, waarin de knellende banden van de oude standenmaatschappij opgeheven zijn, zo lijkt Fontane met deze prachtige Berlijnroman te willen zeggen.

Midden in het boek, in hoofdstuk 14 verzucht Botho:

‘Wer bin ich? Durchschnittsmensch aus der sogenannten Obersphäre der Gesellschaft. Und was kann ich? Ich kann ein Pferd stallmeistern, einen Kapaun tranchieren und ein Jeu machen. Das ist alles, und so hab’ ich denn die Wahl zwischen Kunstreiter, Oberkellner und Croupier.’

Tegen het eind van het verhaal verzucht Botho nog een keer:

‘Viel Freud, viel Leid. Irrungen, Wirrungen. Das alte Lied.’ (Hoofdstuk 22)

 

  • Irrungen, Wirrungen to go:

 

  • Lees hier hoofdstuk 14 met de zelfbespiegelingen van Botho von Rienäcker in zijn geheel.

 

Waarom zouden we Fontane nog lezen, zou je kunnen denken? Dit zijn toch thema’s, uit een voorbije tijd? Fontane weet steeds op originele wijze en haarscherp te beschrijven, dat wensen en verlangens van een individu maar al te vaak botsen met de eisen die de maatschappij stelt. Dit thema is van alle tijden en maakt de romans van Fontane, niet in de laatste plaats door zijn heldere en eenvoudige schrijfwijze, tot de mooiste boeken uit de Duitse literatuurgeschiedenis. Van zijn romans worden niet voor niets regelmatig nieuwe verfilmingen gemaakt.

 

Das ist ein zu weites Feld

 

Aan de beroemde Duitse literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki werd de vraag gesteld:

Wie bedeutend war Fontane? Ist er wirklich der bedeutendste deutsche Dichter zwischen Goethe und Thomas Mann? Reich-Ranicki:

In der Tat habe ich dies unlängst im Fernsehen gesagt. Aber ich habe nicht von ‘Dichtern’ gesprochen, sondern von deutschen Romanciers. Ja, ich sehe zwischen den ‘Wahlverwandtschaften’ (Goethe, 1809) und den ‘Buddenbrooks’ (Mann, 1901) keinen schöneren und wichtigeren Roman als ‘Effi Briest’.

‘Inderdaad heb ik dit onlangs voor de televisie gezegd. Maar ik heb niet over Dichters gesproken, maar over Duitse romanschrijvers. Inderdaad, ik zie tussen Goethes Wahlverwandtschaften en Thomas Manns Buddenbrooks geen mooiere en belangrijkere roman dan Effi Briest.‘  (Vertaling JK.)

 

Effi Briest, talloze malen verfilmd.

Effi Briest (1895) is de bekendste roman van Fontane. Baron von Instetten, een man met een goede carrière die er ook nog goed uitziet, vraagt zijn vroegere vriendin, die hij eigenlijk had willen trouwen, om de hand van haar dochter: Effi. Effi droomt van een nieuw leven in een vooraanstaand milieu in de stad. Het verloopt echter helemaal anders. Het paar verhuist naar Kessin aan de oostzeekust in Pommern en het huwelijk verloopt zonder spanningen. Effi voelt zich geleidelijk aan steeds meer gevangen in de saaie regels en voorgeschreven omgangsvormen, die in haar nieuwe milieu gewoon zijn. Door de drukke werkzaamheden van baron Von Instetten voelt ze zich ook behoorlijk verwaarloosd.

Zij leert de aardige majoor Von Crampas kennen, met wie zij goed bevriend raakt en een geheime liefdesrelatie begint. Intussen wordt haar man overgeplaatst en het paar verhuist, waarna de relatie met Von Crampas wordt beëindigd. Pas veel later vindt Effi’s man de brieven van zijn echtgenote van veel vroeger. Hij scheidt direct van haar, daagt Von Crampas uit voor een duel, waarbij deze omkomt.

Effi slijt haar laatste jaren in een Berliner Mietskaserne.

Effi wordt ziek, keert terug naar haar ouders, maar wordt door hen verstoten omdat ze met de burgerlijke moraal heeft gebroken. Effi slijt haar verdere leven op een Hinterhof in een Mietskaserne in Berlijn. Op haar stefbed echter verzoent zij zich met haar omgeving. In het laatste hoofdstuk vraagt Luise, Effis moeder, zich af of de ouders geen fouten gemaakt hebben.

Het boek eindigt met de woorden van vader Briest:

‘Ach, Luise, lass … das ist ein zu weites Feld.’

 

 

Op zich zijn overspel en echtbreuk niet zulke spannende, eerder nogal banale thema’s. Dit boek van Fontane is eigenlijk ook zonder grote hoogtepunten. Maar Fontane weet de stof zodanig te ordenen dat hij op geraffineerde wijze verouderde gebruiken en dwingende regels, die vooral in hogere kringen in de tijd van Bismarck nog golden, ter discussie stelt.

 

Kenmerkend voor de stijl van Fontane is het begin van zijn romans. Zelf zegt hij hierover:

‘Das erste Kapitel ist immer die Hauptsache und in dem ersten Kapitel die erste Seite, beinah die erste Zeile. (…) Bei richtigem Aufbau muss in der ersten Seite der Keim des Ganzen stecken.’ Fontane in 1880 in een brief aan Gustav Kerpeles.

‘Het eerste hoofdstuk is altijd het belangrijkste en in het eerste hoofdstuk de eerste bladzijde, bijna de eerste regel. (…) Voor een goede opbouw moet op de eerste bladzijde het geheel in kiem aanwezig zijn.’ (Vert. JK.)

 

Zowel Irrungen, Wirrungen als Effi Briest zijn goede voorbeelden van deze stelling. In de eerste bladzijden ligt de hele verdere problematiek besloten. Als in een spannend toneelstuk neemt Fontane je vanaf het begin van zijn romans mee in een avontuur, waarin stap voor stap alles wat op de eerste bladzijde in symbolen en motieven nog verborgen aanwezig is, onthuld wordt.

De schommel en de zonnewijzer bewust gekozen metaforen in de roman.

In Irrungen, Wirrungen staat expliciet de verwijzing naar de coulisse genoemd, waarachter nog veel verborgen is dat in de loop van het verhaal onthuld gaat worden. In Effi Briest wordt op de eerste bladzijden een subtiel net van verwijzingen gesponnen, dat gaandeweg verduidelijkt wordt.

In motieven als het rondeel, waar Effi later begraven wordt, de zonnewijzer (symbool voor de vanitas, de zinloosheid) en de schommel, waar Effi op zit (de beweeglijkheid en de gevaren van seksualiteit symboliserend) wordt op de eerste bladzijde al naar de afloop van de hele geschiedenis verwezen.

Misschien worden door Fontane banale thema’s aangesneden, die je eerder in dokterromans zou verwachten. Kenmerkend echter is de manier waarop hij het gekozen thema in een poëtisch perspectief weet te plaatsen en het zo tot ongeëvenaarde vertelkunst weet te verheffen.

Door Fontane wordt de kunst van het verhalen vertellen weer volledig in ere hersteld. Later zou Thomas Mann (1875 – 1955) met zijn werk weer bewust bij deze traditie van Fontane aansluiten.

Trailer van Effi Briest, de verfilming uit 2009.

 

Radiouitzending over Effi Briest in de reeks Klassiker der Schullektüre:

Over de ware geschiedenis achter Effi Briest kun je deze radiouitzending beluisteren:

 

 

Wilhelm Busch (1832 – 1908)

 

Wilhelm Busch

 

Max und Moritz: het eerste moderne stripverhaal

 

Max und Moritz

Ach, was muß man oft von bösen
Kindern hören oder lesen!
Wie zum Beispiel hier von diesen,
Welche Max und Moritz hießen,
Die, anstatt durch weise Lehren
Sich zum Guten zu bekehren,
Oftmals noch darüber lachten
Und sich heimlich lustig machten.

 

Erster Streich

Zo begint Max und Moritz, Eine Bubengeschichte in Sieben Streichen (1865) door Wilhelm Busch. Dit verhaal is eigenlijk een stripverhaal of comic. De eerste woorden zijn kenmerkend voor Busch visie op de mens en voor zijn roeping als schrijver. Busch beschouwde de mens als een onverbeterlijk wezen, dat om zichzelf lacht. Max und Moritz wensen zich in dit verhaal ook niet tot het goede te bekeren. Ze zijn uit op grappen en kattenkwaad en dat bezorgt ze alleen maar veel lol.

Het eenvoudige rijmschema en het ongecompliceerde woordgebruik, aangevuld met de eigen tekeningen van Busch, maakten zijn werk toegankelijk voor een breed publiek. Zowel kinderen als volwassenen konden hun plezier hebben met de slechte inborst van de beide belhamels.

 

Max und Moritz dritter Streich. Und schon ist er auf der Brücke, Kracks! Die Brücke bricht in Stücke;

 

Het was dit werk van Wilhelm Busch dat model heeft gestaan voor de Amerikaanse stripverhalen en in latere tijd voor de tekenfilm. De Amerikaanse krantenmagnaat William Randolph Hearst ontdekte op zijn reizen door Europa Busch’ strip Max und Moritz. Deze strip verscheen eerst in het tijdschrift Fliegende Blätter en later, vanaf 1865 ook in boekvorm. In Europa werd het snel heel populair. William Hearst gaf Rudolph Dirks de opdracht om een vergelijkbare vorm te bedenken voor ‘The American Humorist’, de zondagse bijlage van de New York Journal. Dat werd Katzenjammer Kids waarin, anders dan bij Busch, de teksten in ballonnen werden weergegeven. Daarmee was het stripverhaal, zoals wij dat nu nog kennen, definitief geboren.

 

Humor als masker

Eigenlijk wilde Wilhelm Busch techniek studeren, maar op 19-jarige leeftijd verruilde hij een studie Maschinenbau voor de kunstacademie in Düsseldorf. Later ging hij naar Antwerpen. Hij interesseerde zich vooral voor de schilderkunst. Die interesse vind je duidelijk terug in zijn tekenwerk, waarin hij de wereld voortdurend op de korrel neemt. Zijn tekeningen zijn vooral spotprenten en karikaturen. Je kunt er om lachen, maar er gaat een diepgeworteld pessimisme achter schuil. Aan mens en wereld was nu eenmaal weinig te veranderen. Zijn langere beeldverhalen, zoals Die fromme Helene, Fipps, der Affe, Maler Klecksel of Der heilige Antonius von Padua zijn allemaal hoogkomische verhalen. De diepere ondertoon is echter steeds heel ernstig en soms ook bitter.

 

Er is een officiële Wilhelm Busch-site, met virtuele tentoonstellingen. In Hannover is een Wilhelm Busch-museum.

De volledige Max und Moritz kun je in twee versies op de Gutenbergsite lezen klik op het plaatje:

Witwe Bolte

Een radiouitzending over leven en werk van Wilhelm Busch beluister je hier:

 

Kort samengevat kwam zijn levenswijsheid hierop neer: ‘Was lebt, das leidet; leidet, weil es lebt, und leben will es’, zoals Busch in één van zijn brieven schreef. Als je daar verder toch niets aan veranderen kunt, dan kun je er maar het beste hartelijk om lachen. Moralisme van ouders, leraren en goed bedoelde wijsheden van oude tantes worden door hem voortdurend op komische wijze op de hak genomen. Achter al dit komische en opstandige probeert Busch zijn sombere gedachten over de mens te verbergen. Dat is hem met zijn originele stripverhalen ook goed gelukt.

De pessimistische grondtoon van zijn werk vind je duidelijk onder woorden gebracht in zijn gedicht Nicht artig. Misschien wel een hoogtepunt van realistische literatuur. 

Nicht artig

Man ist ja von Natur kein Engel,
Vielmehr ein Welt- und Menschenkind,
Und rings umher ist ein Gedrängel
Von solchen, die dasselbe sind.

In diesem Reich geborner Flegel,
Wer könnte sich des Lebens freun,
Würd’ es versäumt, schon früh die Regel
Der Rücksicht kräftig einzubleun.

Es saust der Stock, es schwirrt die Rute.
Du darfst nicht zeigen, was du bist.
Wie schad, o Mensch, daß dir das Gute
Im Grunde so zuwider ist.

Max und Moritz vierter Streich kun je hier beluisteren.

Lehrer Lämpel

 

 

 

 

 

 

„Aber wehe, wehe, wehe!  Wenn ich auf das Ende sehe!“

„Dieses war der erste Streich, doch der zweite folgt sogleich“

„Gott sei Dank! Nun ist’s vorbei / Mit der Übeltäterei!“

 

Overige beroemde Duitse realisten:

 

 

 

 

Naar de volgende periode:

Na de periode van Poetischer Realismus komt de periode van de Jahrhundertwende