Arthur Schnitzler

Die Seele … ist ein weites Land – Arthur Schnitzler (1862 – 1931)

 

Arthur Schnitzler, 1878

‘Ik worstel eigenlijk met de vraag, waarom ik in al die jaren niet eerder heb geprobeerd contact met u op te nemen en niet een gesprek met u heb gevoerd’, schreef Sigmund Freud aan de Weense schrijver en arts Arthur Schnitzler op 14 april 1922. De brief was ter gelegenheid van Schnitzlers zestigste verjaardag. Hierin stond een opsomming van alles wat Freud van zijn wetenschappelijke theorieën in de toneelstukken en novellen van Schnitzler meende terug te kunnen vinden.

Hij noemde allereerst de invloed van omgeving en aanleg, het alles bepalende (seksuele) driftleven en de analyse van een onechte en door de burgerlijke cultuur opgelegde moraal. Hij wees vooral op het belang, dat Schnitzler in zijn stukken toekende aan de rol van het ‘onbewuste’ en aan de polariteit van liefde (eros) en dood (thanatos).

De schrijvers en dichters van café Griensteidl experimenteerden met nieuwe vormen en beelden. Zij zochten een nieuwe taal, die haaks zou staan op het keurslijf van de burgerlijke maatschappij. Kunst omwille van de kunst, die als vanzelf zijn revolutionaire werk zou doen.

Maar met Freud en Schnitzler kwamen de artsen aan het woord. Zij maakten een diagnose van een zieke samenleving. In de Dubbelmonarchie was veel antisemitisme en zelfdoding. De samenleving werd gekenmerkt door een schijnheilige seksuele moraal en de politiek was conservatief. De adel was in verval en had geen visie of antwoorden op de problemen van die tijd.

 

Leutnant Gustl

Een beroemd toneelstuk, waarin al deze thema’s aan de orde komen is ‘Leutnant Gustl’ (1900). Een officier, die uit een soort snobisme naar de opera gaat, wordt door een bakker voor ‘domme jongen’ uitgemaakt. Hierdoor voelt hij zich zozeer in zijn eer aangetast, dat alleen een duel een uitweg had kunnen zijn. Het duel was in die tijd namelijk, hoewel officieel verboden, een geaccepteerd middel onder officieren om conflicten op te lossen.

Maar een bakker is van een te lage stand om een serieus duel mee aan te gaan. Dan is alleen zelfmoord nog een oplossing. Na een nacht door het Prater, een groot park in Wenen,  gezworven te hebben, verneemt Gustl ’s morgens in het café dat de bakker door een hersenbloeding getroffen is. Dan besluit hij de hand niet aan zichzelf te slaan.

 

‘Die Hauptsach’ ist: er ist tot und ich darf leben, und alles gehört wieder meins.’

In dit stuk schetst Schnitzler de vervallen adel, die een karikatuur van zichzelf is geworden. Behalve vanwege de inhoud is het stuk ook vanwege zijn vorm beroemd. Een heel groot deel bestaat namelijk uit een innerlijke monoloog (de weergave van de gedachten van een personage in de directe rede). In de Duitse literatuur doet Schnitzler dat voor het eerst heel consequent in zijn Leutnant Gustl.

Lees hier het begin van het toneelstuk, waarin de innerlijke monoloog duidelijk naar voren komt.

 

„Wie lang’ wird denn das noch dauern? Ich muß auf die Uhr schauen… schickt sich wahrscheinlich nicht in einem so ernsten Konzert. Aber wer sieht’s denn? Wenn’s einer sieht, so paßt er gerade so wenig auf, wie ich, und vor dem brauch’ ich mich nicht zu genieren… Erst viertel auf zehn?… Mir kommt vor, ich sitz’ schon drei Stunden in dem Konzert. Ich bin’s halt nicht gewohnt… Was ist es denn eigentlich? Ich muß das Programm anschauen… Ja, richtig: Oratorium! Ich hab’ gemeint: Messe. Solche Sachen gehören doch nur in die Kirche!”

Hier vind je de volledig tekst.

 

In de reeks Klassiker der Weltliteratur vind je hier een uitzending over Schnitzler en Leutnant Gustl.

Lees hier meer over Schnitzler en Leutnant Gustl.

 

Het wijde land

 

„Aigner:  Warum ich sie betrogen habe -? … Sie fragen mich? Sollt’ es Ihnen noch nicht aufgefallen sein, was für komplizierte Subjekte wir Menschen im Grunde sind? So vieles hat zugleich Raum in uns -! Liebe und Trug … Treue und Treulosigkeit … Anbetung für die eine und Verlangen nach einer andern oder nach mehreren. Wir versuchen wohl Ordnung in uns zu schaffen, so gut es geht, aber diese Ordnung ist doch nur etwas Künstliches … Das Natürliche … ist das Chaos. Ja – mein guter Hofreiter, die Seele … ist ein weites Land, wie ein Dichter es einmal ausdrückte … Es kann übrigens auch ein Hoteldirektor gewesen sein.“

„Aigner:  Waarom ik haar bedrogen heb -? …. En dat vraagt u mij? Is het u dan nog steeds niet opgevallen wat voor een gecompliceerde figuren wij mensen in wezen zijn? Er gaat zoveel tegelijk in ons om -! Liefde en bedrog … trouw en trouweloosheid … Verering van de één en verlangen naar een ander of naar vele anderen. Wij proberen wel orde te scheppen, zo goed en zo kwaad als dat gaat, maar deze orde heeft iets gemaakts … Chaos is het natuurlijke … Tja, mijn beste Hofreiter, de ziel … dat is een wijd land, zoals een dichter ooit eens heeft gezegd … het kan trouwens ook een hoteldirecteur geweest zijn.”

(Fragment uit het toneelstuk Het wijde land, Arthur Schnitzler, Das dramatische Werk, Band 8, Fischer: Frankfurt a. M., Seite 82. Vert. JK.).

 

Het is een tragedie met zeer komische trekken, die eindigt met de dood na een duel. De hoofdpersoon, Friedrich Hofreiter, een succesvolle gloeilampenfabrikant, een echte macho, die op hogere leeftijd nog fanatiek tennist, krijgt bovenstaande woorden van een hoteldirecteur te horen, in wiens hotel hij met één van zijn veel jongere vriendinnen een aantal dagen doorbrengt.Friedrichs vrouw Genia zit intussen thuis. Zij heeft zijn ontrouw, niet de eerste overigens in zijn leven, bemerkt. Hoewel zij haar man altijd trouw is gebleven, is de maat nu voor haar vol. Zij besluit zich te laten verleiden door de veel jongere Otto – toevallig de zoon van de hoteldirecteur, die de relatie met zijn zoon al lang geleden verbroken heeft. Als Friedrich van zijn uitstapje in de bergen terugkeert, komt hij het overspel van zijn vrouw op het spoor. Hij begint dan een duel met Otto. Deze moet dat met zijn leven bekopen. Het stuk eindigt met de woorden van de geliefde van Friedrich:

 

„Erna: Glaube mir, Friedrich, ich liebe dich, ich gehöre dir.

Friedrich: Ich niemandem auf der Welt. Niemandem. Will auch nicht …”

“Erna: ‘Geloof mij, Friedrich, ik houd van je, ik hoor bij jou.’

Friedrich: Ik behoor niemand toe. Helemaal niemand. Wil ik ook niet …..”

 

Ondanks dit tragische einde, is het stuk ook om te lachen. Het is een tragikomedie, die de hypocriete moraal van de Weense maatschappij van die tijd goed weergeeft. Impliciet is het een kritiek op de opvatting, dat de mens een vrij en autonoom wezen zou zijn. Niets is minder waar. Hij wordt nu eenmaal gedreven door zijn onbewuste dierlijke en primitieve driften, die hij maar moeilijk in goede banen kan leiden. Dat is Schnitzlers diagnose van zijn tijd.

 

 

In Schnitzlers tijd leidden zijn toneelstukken vaker tot schandalen. Daarom liet hij zijn stukken, als ze in première gingen, het liefst in een ‘veilig’ milieu opvoeren. Dat waren dan meestal theaters, waar arbeiders en vakbondsleden kwamen. Het maatschappijkritische karakter van zijn stukken drongen dus wel degelijk tot het publiek van zijn tijd door. Schnitzler heeft veel stukken met deze thema’s, ook veel éénakters, geschreven. Zij worden zeer regelmatig in Nederland opgevoerd. Aan actualiteit heeft het werk van Schnitzler kennelijk niets ingeboet.

 

Traumnovelle

 

Een ander werk van Schnitzler is Traumnovelle. Het thema, de eenzaamheid van man en vrouw binnen het huwelijk, lijkt wel wat zwaar en misschien meer iets voor volwassenen, die hun huwelijk beu zijn. Maar die indruk is onjuist. Schnitzlers taalgebruik is heel duidelijk en het verhaal is spannend en mysterieus.

Bovendien heeft Stanley Kubrick er een prachtige film van gemaakt met Tom Cruise en Nicole Kidman in de hoofdrol: Eyes Wide Shut (1999).

 

De novelle begint met een gesprek tussen man en vrouw, Fridolin en Albertine, na een gemaskerd bal  dat zij die avond bezocht hadden. Van het één komt het ander en voor zij het weten zitten ze in een openhartig gesprek, dat zich als in een droom voltrekt, over de diepste wensen, die vreemde blikken die avond in hen hebben opgewekt…. Maar dan wordt Fridolin, een arts, weggeroepen voor een dringend consult in de nacht. Bij aankomst blijkt de patiënt al gestorven. Een gesprek met de dochter van de overledene brengt hem enigszins in verwarring. In elk geval besluit hij niet direct terug naar huis te gaan. Na omzwervingen door de stad, komt hij in een café terecht, waar hij een oude studievriend ontmoet. Deze weet hem naar een geheime plek in de stad te lokken, waar je alleen als je het wachtwoord kent, wordt  binnengelaten. Zijn vriend is daar pianist. Op deze besloten bijeenkomsten, alleen toegankelijk voor ingewijden in een geheim, lijkt alles om hele mooie, maar gemaskerde vrouwen te draaien.

Bij dit spannende avontuur dat Fridolin op zijn tocht door het nachtelijke Wenen meemaakt, vallen alle verhalen over geheime genootschappen en het zoeken naar de graal volledig in het niet. Het geheim, zo lijkt Schnitzler ons te willen zeggen, is dichtbij. Het zit in de mens zelf. In het leven draait het om ondoorgrondelijke emoties. Zijn onvervulde en onbewuste wensen moet de mens onder ogen leren te zien. Alleen in de bewustwording daarvan vindt hij zichzelf en wordt hij werkelijk vrij.

De geheimzinnige tocht van Fridolin eindigt uiteindelijk weer in het bed bij zijn vrouw. Beiden worden gewekt door het lachen van een kind en door het licht dat tussen de gordijnen door komt. Een nieuwe dag is begonnen.

 

Hier kun je het hele verhaal ook als hoorspel beluisteren:

 

 Jugend in Wien

 

Pas in 1968 verscheen postuum de autobiografie van Schnitzler. Hierin spreekt hij tamelijk openhartig over zijn jeugd in Wenen. Ook conflicten met zijn vader beschrijft hij hierin uitgebreid. Zo werd hij op een morgen, toen hij juist van plan was om naar school te gaan bij zijn vader geroepen. Arthur hield een klein dagboekje bij, dat in handen van zijn vader gevallen was. Zijn vader vroeg hem uitleg over verschillende aantekeningen en passages, die er op wezen dat hij meer bezig was met vriendinnetjes dan met zijn schoolwerk. Als je meer wilt weten over hoe het was om als jongere aan het begin van de vorige eeuw in Wenen op te groeien, dan is dit een heel mooi boekje.

‘…. stumm musste ich eine furchtbare Strafpredigt über mich ergehen lassen und wagte endlich kaum schüchterne Worte des Befremdens über den an mir verübten Vertrauensbruch, der mir durch das patriarchalische Verhältnis zwischen Vater und Sohn keineswegs genügend gerechtfertigt schien. Zum Beschluss nahm mich der Vater mit sich ins Ordinationszimmer und gab mir die drei großen gelben Kaposischen Atlanten der Syphilis und der Hautkrankheiten zu durchblättern, um hier die möglichen Folgen eines lasterhaften Wandels in abschreckenden Bildern kennen zu lernen.’

 

‘ … zwijgend moest ik een vreselijke preek aanhoren. Ik waagde het nauwelijks een paar schuchtere woorden van verbazing te spreken over het geschonden vertrouwen, dat mij ook met een verwijzing naar een nogal patriarchale vader-zoon-relatie niet goed te rechtvaardigen leek. Uiteindelijk nam mijn vader me mee naar zijn behandelkamer, waar hij mij de drie grote geelkleurige atlassen van Kapos liet doorbladeren met afbeeldingen van syfilis en andere huidziektes, om mij de mogelijke gevolgen van een al te losbandige levenswandel door middel van afschrikwekkende afbeeldingen in te peperen.’

(Jugend in Wien, Aufbau-Verlag: Berlin, Weimar, 1985. blz 88, 89 Vert. JK. )

Terug naar Jahrhundertwende: