Mailied
Alleen wie de natuur serieus neemt en volgt, kan goede literatuur schrijven. Ware literaire kunst komt voort uit een bijna bovenmenselijke, geniale scheppingsdrang van de individuele dichter.
Dat waren de opvatting van de dichters uit de Sturm und Drang-periode. Goethe schrijft zijn Mailied in 1771, als hij innig verliefd is op Friederike Brion. In dit gedicht wordt de nauwe samenhang tussen liefde en natuur in de vorm van een volkslied bezongen.
Deze hymne betekent een directe breuk met de vroegere dichtkunst uit de tijd van de Barok. De spanning tussen menselijke vergankelijkheid en de belofte van een eeuwig hiernamaals, maakt nu plaats voor de intense expressie van menselijke gevoelens als bijna goddelijke gave. Liefde, lente, de roes van wijn en vriendschap zijn vanaf nu de centrale thema’s in de literatuur.
Frederike Brion
Mailied (1771) Johann Wolfgang von Goethe Wie herrlich leuchtet Es dringen Blüten Und Freud und Wonne |
O Lieb, o Liebe! Du segnest herrlich O Mädchen, Mädchen, So liebt die Lerche Wie ich dich liebe Zu neuen Liedern |
Prometheus
Prometheus was een Griekse halfgod die het vuur van de goden had gestolen en zich zelf als schepper zag. Daarvoor werd hij door de goden gestraft. Hij werd aan de Kaukasus vastgeketend waar een adelaar hem dagelijks zijn lever uitpikte. Die lever groeide steeds weer aan.
Zoals Prometheus het vuur van de goden steelt en zelf als schepper wordt voorgesteld, zo beschouwt de dichter Goethe zich als een bevrijder. De mens neemt het heft nu pas goed in eigen hand. Als een genie schept hij, verbonden met god en natuur, zijn eigen wereld.
Het gedicht is een rollengedicht, waarin Prometheus de rol van het lyrisch ik inneemt. Prometheus staat op tegen Zeus en de Titanen. In die strijd staat hij volledig alleen. Hij beveelt Zeus aan het begin van het gedicht en aan het eind staat hij als ik, als de nieuwe schepper. Het gedicht is door zijn toon typerend voor Sturm und Drang. Goethe wilde een theaterstuk schrijven over Prometheus, maar dat is slechts een fragment gebleven.
Lees hier meer over de mythe Prometheus
Prometheus (1774 )
Bedecke deinen Himmel, Zeus, Ich kenne nichts Ärmeres Da ich ein Kind war, Wer half mir wider Ich dich ehren? Wofür? Wähntest du etwa, Hier sitz ich, forme Menschen
|
Prometheus
Bedek je hemel, Zeus, Ik ken niets armzaligers Toen ik een kind was, Wie hielp mij tegen Ik jou eren? Waarvoor? Dacht jij soms,
Hier zit ik, vorm mensen (Vertaling E. de Vries.) |