10. Het jonge Duitsland en Biedermeier (1830 – 1850)

 

 

 

In het Duits: Das junge Deutschland und Biedermeier

 

 

Restauratie, Romantiek en Revolutie

 

‘Ein neues Lied, ein besseres Lied

O Freunde, will ich euch dichten!’

Heinrich Heine (1797-1856)

 

‘Junges Deutschland’ was als literaire jeugdbeweging in de negentiende eeuw vooral verbonden met de namen van Georg Büchner (1813 – 1837) en Heinrich Heine (1797 – 1856). De postkoets beheerste in die tijd nog het straatbeeld. Men had veel aandacht voor sprookjes en volksverhalen, men hechtte bovendien aan huiselijke gezelligheid. Sommigen verheerlijkten een verblijf in de natuur. Ondanks dat alles was de periode tussen 1815 en 1880 in politiek en maatschappelijk opzicht een stormachtige tijd in Duitsland.

Technische vernieuwing, industriële ontwikkeling en de bloei van een nieuwe geldeconomie kondigden diepingrijpende veranderingen aan. Nieuwe maatschappelijke klassen van economische betekenis, de burgerij en het proletariaat, zouden spoedig meer politieke invloed eisen.

 

Clemens Wenzel Lothar Fürst Metternich (1773 – 1895)

Na de overwinning op Napoleon werd op het Congres van Wenen in 1815 de herinrichting van Europa vastgelegd. Hierover vind je meer op deze site onder de periode Romantiek. Voor Duitsland en de omringende landen betekende dit een herstel (‘restauratie’) van het absolutisme, van een alleenheerschappij door de Duitse vorsten. Van democratische hervormingen en van het streven naar een Duitse eenheid kwam niets terecht. Duitsland bleef verdeeld in meer dan dertig verschillende staten met elk hun eigen vorst. Liberale en vooruitstrevende geluiden, het streven naar een eenheidsstaat en meer democratie werden hardhandig de kop ingedrukt. Met deze periode van  restauratie is de naam van de Oostenrijkse vorst Metternich onlosmakelijk verbonden. Universiteiten en studentenverenigingen werden nauwlettend gecontroleerd en er werd een strenge censuur ingevoerd. Al te vrijzinnige docenten werden ontslagen.

 

Hier vind je meer achtergrondinformatie over het Congres van Wenen.

Beluister een radiouitzending over ‘Der Wiener Kongress – Restauration statt Fortschritt’ (22′):

 

 

Oppositie – Wartburgfest en Hambacher Fest

 

 

De oppositie tegen de conservatieve politiek van Von Metternich had op 18 oktober 1817 een feest op de Wartburg georganiseerd, het Wartburgfest. In naam was het feest een herinnering aan de Reformatie (Maarten Luther, 1517) en aan de slag bij Leipzig (tegen Napoleon, 1813). Feitelijk ging het hier om een politieke demonstratie van radicale studenten, die een democratische staat met vrijheid van pers en meningsuiting eisten. Tegen deze eisen werd door de Duitse Bond fel opgetreden met de besluiten van Karlsbad (1819).

De besluiten van Karlsbad vind je hier.

 

 

Hambacher Fest

Bekijk de uitzending over het Hambacher Fest (8′)

Optocht naar het slot in Hambach

In 1832 kwamen op het Hambacher Schloss (bij Neustadt an der Weinstraße in de Palts) meer dan 30.000 mensen bijeen uit protest tegen de heersende machten in Europa. Deels bestond de massa uit Fransen en Polen die gevlucht waren na de mislukte revoluties in hun landen van 1830/3. Daarnaast waren er veel vertegenwoordigers uit de Duitse burgerij die vrijheid, burgerrechten en nationale eenheid eisten. Het was hier voor het eerst dat de huidige Duitse vlag – schwarz-rot-gold – als symbool van hun progressieve eisen werd gezwaaid.

De Duitse Bond – een samenwerkingsverband van vijfendertig Duitse vorstendommen en vier stadsstaten – reageerde op de bijeenkomst met nog meer repressie en censuur. Zo werden het recht van vergadering en de persvrijheid in veel staten nog verder beperkt.

 

Hoffmann von Fallersleben dichter van het ‘Deutschlandlied’.

Ferdinand Freilighrath

Vlag en volkslied

In deze tijd zijn de huidige Duitse vlag en het volkslied ontstaan als symbolen van protest tegen onderdrukking. De dichter August Heinrich Hoffmann von Fallersleben schreef het volkslied op Helgoland, een eiland in de Duitse Bocht dat destijds tot Engeland behoorde. Fallersleben was vanwege zijn radicale ideeën uit het land verbannen. De eerste strofe met de regels ‘Deutschland, Deutschland über alles’ dient begrepen te worden als een roep om nationale eenheid. Later maakten de Nazi’s onder Hitler daar een roep om wereldheerschappij van. Om die reden wordt tegenwoordig alleen nog de derde strofe van dit lied gezongen.

Tekst en melodie van het Deutschlandlied vind je hier.

Lees hier het gedicht van de schrijver Ferdinand Freiligrath over de kleuren van de Duitse vlag, geschreven in het revolutiejaar 1848.

De schrijver vluchtte in 1844 uit Duitsland en woonde in verschillende landen in Europa. In 1867 keerde hij terug naar Duitsland, waar hij in 1876 stierf.

 

 

Industrialisering

 

 

Door de uitvinding van de stoommachine kwam de industrialisering goed op gang. Deze ging gepaard met een toename van de macht van een nieuwe bezittende klasse, de burgerij. Zij eiste meer politieke invloed. In 1848 kwam het tot een revolutie in Duitsland. De weg naar deze revolutie wordt aangeduid met de term ‘Vormärz’ – de revolutie van 1848 vond namelijk in de maand maart plaats. De jonge generatie schrijvers, die deze revolutionaire beweging steunde, heet ‘Junges Deutschland’.

Märzrevolution 1848 in Berlin

In vele steden in Duitsland brak in 1848 een revolutie uit zoals hier in Berlijn. Deze revolutie mislukte uiteindelijk.

Daarnaast ontstond door de snelle industrialisering ook het fabrieksproletariaat. Dat was een deel van de bevolking dat nauwelijks rechten en weinig te besteden had. Voor haar belangen kwamen de filosoof en econoom Karl Marx en zijn vriend Friedrich Engels op. Zij gaven in 1848 het Kommunistisches Manifest uit (eigenlijke titel: Manifest der kommunistischen Partei).

Vormärz in een notendop:

 

 

Karl Marx

Nog altijd beroemd zijn de openingszin uit het Kommunistisches Manifest: ‘Ein Gespenst geht um in Europa – das Gespenst des Kommunismus’ en de slotzin: ‘Proletarier aller Länder vereinigt euch!’ Marx en Engels analyseren in het manifest de machtsverhoudingen in de wereld die volgens hen gekenmerkt worden door een klassenstrijd van de bezitlozen met bezitters. In hun voorstelling zou de overwinning van de arbeiders op het kapitalisme tot een klasseloze maatschappij leiden, waarbij het bezit van de productiemiddelen met elkaar gedeeld zou worden. 

Vanwege de censuur moest Marx in 1845 Duitsland verlaten en leefde hij enige jaren in Brussel. Tijdens de revolutie in 1848 verbleef hij weer een paar jaar in Duitsland, maar week in 1849 uit naar Londen. Daar schreef hij onder andere zijn beroemd geworden Das Kapital. Marx stierf in 1883.

Karl Marx is in Duitsland nog steeds populair. In de televisieverkiezing ‘Unsere Besten’ uit 2003 belandde Marx op de derde plaats. De voormalige DDR-politicus Gregor Gysi pleitte zelfs voor een eerste plaats voor Karl Marx.

Beluister en bekijk hier de uitzending met Gregor Gysi over Karl Marx:

Beluister deze mooie uitzending over Karl Marx, Friedrich Engels en het communistisch manifest (BR2 Wissen; 22′):

 

 

Literatuur

 

Aan literatuur en kunst gingen de maatschappelijke veranderingen niet onopgemerkt voorbij. Met ‘Junges Deutschland’ wordt vooral de literaire jeugdbeweging bedoeld, die met name tussen 1830 en 1848 in de landen van de Duitse Bond actief was. Haar streven was om door middel van pamfletten en geschriften een omwenteling (= revolutie) in de maatschappij te bewerkstelligen. Maar er was binnen de Duitse Bond ook een ander literair geluid te horen: ‘Das Biedermeier’. Deze schrijvers hielden zich verre van het politieke en maatschappelijke debat, zij trokken zich terug in hun onverstoorde privé-bestaan.

 

Biedermeier

 

Carl Spitzweg, Der arme Poet, 1838

Het schilderij ‘Der Pfarrer als Kaktusliebhaber’ van Carl Spitzweg (1808 – 1885) toont een duidelijk Biedermeier-motief: een tevreden, brave man in zijn bescheiden en beschermde wereld.

Sommige schrijvers wilden de traditie van de Klassiek en de Romantiek voortzetten. Hun levensstijl werd gekenmerkt door bescheidenheid, tevredenheid met het burgerlijke bestaan en door aandacht voor de natuur. Deze brave, apolitieke en nette burgerlijkheid werd gekscherend ‘das Biedermeier’ (bieder = braaf, netjes) genoemd. De naam was ontleend aan de in het humoristische tijdschrift Fliegende Blätter optredende schoolmeester Gottlieb Biedermaier.

Carl Spitzweg

Typerend voor deze literaire richting zijn de gedichten van Annette Droste-Hülshoff (1797 – 1848) en Eduard Mörike (1804 – 1875). Later vonden deze dichters wel meer waardering. Zo zette de musicus Max Bruch (1838 – 1920) Das Gebet van Mörike op muziek en wordt Droste-Hülshoff wel als voorloper van de emancipatie beschouwd.

 

 

Vlak bij Münster staat slot Hülshoff waar Annette Droste-Hülshoff geboren is. Het is een museum waar je meer te weten kunt komen over deze geëmancipeerde vrouw.

Woonhuis van Mörike in Clevesulzbach, nu een museum.​

Droste-Hülshoff, Weiher (1841,42?)

Er liegt so still im Morgenlicht,
So friedlich, wie ein fromm Gewissen;
Wenn Weste seinen Spiegel küssen,
Des Ufers Blume fühlt es nicht;
Libellen zittern über ihn,
Blaugoldne Stäbchen und Karmin,
Und auf des Sonnenbildes Glanz
Die Wasserspinne führt den Tanz;
Schwertlilienkranz am Ufer steht
Und horcht des Schilfes Schlummerliede;
Ein lindes Säuseln kommt und geht,
Als flüstre’s: Friede! Friede! Friede! 

Eduard Mörike, Gebet (1867)


Herr! schicke, was Du willst,
Ein Liebes oder Leides;
Ich bin vergnügt, daß Beides
Aus Deinen Händen quillt.

Wollest mit Freuden
Und wollest mit Leiden
Mich nicht überschütten!
Doch in der Mitten
Liegt holdes Bescheiden.

Annette Droste-Hülshoff

Eduard Mörike

 

 

Beluister een uitvoering van Max Bruchs compositie van Gebet door leerlingen van een middelbare school. 

Voor uitvoerige informatie over Annette Droste–Hülshoff en Mörike kun je terecht bij de voordrachtenserie van Lutz Görner.

Gedichten van Droste-Hülshoff en Mörike kun je via de site van vorleser.net beluisteren.

 

 

Biedermeier en Oostenrijk

Biedermeier vond vooral onder Oostenrijkse en andere schrijvers uit het zuiden veel aanhang. Twee namen moeten hier genoemd worden: Franz Grillparzer (1791 – 1872) en Adalbert Stifter (1805 – 1868).

 

Franz Grillparzer

De populariteit van het apolitieke en burgerlijke Biedermeier in de staten in het zuiden van de Duitse Bond zou je kunnen verklaren uit de verschillende tradities van de Reformatie en de Contrareformatie.

In het noorden van Duitsland was sinds de zestiende en zeventiende eeuw de protestbeweging van Maarten Luther – het Protestantisme – steeds sterker geworden. Luther wilde de bijbel in de volkstaal vertalen en het volk daarover aan het woord laten.

De hiërarchie in de kerk, met een Paus aan het hoofd, vond hij niet bij het democratische karakter van het evangelie passen.

Deze protestbeweging kon in het zuiden maar moeilijk terrein winnen en werd regelmatig onderdrukt (Contrareformatie). Bovendien waren Verlichting en Sturm und Drang aan het gebied van de Donaumonarchie en Duitse staten als Bayern vrijwel geheel voorbij gegaan.

Grillparzer verwerkt in zijn drama’s klassieke thema’s. Zijn bewerking van de zoektocht naar het Gulden Vlies, met de tragische rol van Medea, die haar kinderen doodt en het drama over het leven van de Griekse dichteres Sappho, hebben hem ook onder tijdgenoten beroemd gemaakt.

 

Een mooi en tot in onze tijd toegankelijk verhaal is het enigszins autobiografische Der arme Spielmann (1848). Grillparzer was nogal zwaar op de hand en hij kon zijn plaats in de maatschappij maar moeilijk vinden. In de beschrijving van het leven van de arme violist en ‘Einzelgänger’ Jakob, verwerkt hij het thema van de eenzame buitenstaander.

 

Zeer interessante radiouitzending over Franz Grillparzer en zijn tijd (br2; 22′).

Meer informatie over Grillparzer Materialien für den Unterricht.

 

Ook zijn tijdgenoot Adalbert Stifter was onder de indruk van het verhaal van Grillparzer. Hij verwerkte dit thema in zijn vertelling Kalkstein. ‘Kalkstein’ is opgenomen in de bundel Bunte Steine. Dit is een verzameling verhalen, waarin de natuur een belangrijke rol speelt. Tegen de achtergrond van landschappen van ruige bergen, hard stromende beken en donkere wouden, waar soms een gevaarlijke dreiging vanuit gaat, schetst Stifter het leven van eenvoudige burgers, die zich allen opgenomen weten in een veilige en morele wereldorde. Politiek protest is in deze wereld ver te zoeken. Vooral Bergkristall is een graag gelezen verhaal uit deze bundel.

Stifter heeft ondanks zijn aandacht voor het detail, een niet al te moeilijke schrijfstijl, met bondige formuleringen, vlot lopende zinnen en fraaie woorden. Zo is het woord ‘Habseligkeiten’, onlangs door de Duitsers als mooiste woord in het Duits gekozen, regelmatig in Bunte Steine te vinden. In het woord ‘Habseligkeiten’ wordt het menselijk streven naar aards bezit – Haben – met het onbereikbare doel van zaligheid en vreugde – Seligkeit – verenigd.

Hoewel Stifter over het algemeen tot in onze tijd graag gelezen wordt, zal niet iedereen zich bij hem thuis voelen. De sfeer in zijn verhalen vind je weerspiegeld in de inrichting van zijn huiskamer. Om daar een indruk van te krijgen, kun je in Linz in Oostenrijk  het vroegere woonhuis van Stifter bezoeken (Adalbert-Stifter-Gedenkraum).

 

 

Biedermeier versus ‘Politisierung’

De gegoede burgerij had er geen belang bij dat de maatschappij snel zou veranderen ten gunste van het groeiende fabrieksproletariaat. Zij voelde zich bij deze figuur van de Biedermeier wel thuis. Geheel anders was dit voor een jonge generatie studenten en intellectuelen. Zij kritiseerden de vroegere generatie schrijvers en wilden de ‘Poetisiering der Natur’ uit de tijd van de Romantiek vervangen door een ‘Politisierung der Literatur’.

De nieuwe tijd vroeg om een nieuw geluid, om een literatuur, waarin een debat zou plaatsvinden over politieke vrijheden en over economische onderdrukking, over de klassenstrijd en over de juiste politieke ideologie. In plaats van romantisch gedweep met een diepere zin, komt bij de jonge schrijvers de nuchtere beschrijving van de werkelijkheid op de eerste plaats.

Zij staan dichtbij het burgerlijke realisme, een stroming die in Duitsland in de negentiende eeuw vrij laat tot bloei komt, maar in het buitenland al vroeg vertegenwoordigd wordt door schrijvers als Honoré de Balzac, Gustave Flaubert of Charles Dickens.

 

Revolutionaire vrouwen

Fanny Lewald

Het was in deze tijd niet gewoon voor vrouwen om zich aan de huiselijke taak die hun toebedacht was, te onttrekken. Met name twee van hen moeten genoemd worden, die zich met succes voor de emancipatie van de vrouw hebben ingespannen.

De eerste is Fanny Lewald (1811 – 1889). Zij was de oudste van acht kinderen en groeide op in Königsberg. Ondanks de taken die zij thuis kreeg opgelegd, wist zij in de jaren veertig van de negentiende eeuw met haar romans door te breken. Van haar eigen met schrijven verdiende geld kocht zij een huis in Berlijn. Toen zij trouwde eiste zij een samenlevingscontract, waarin geregeld werd dat zij in elk geval financiëel onafhankelijk zou blijven van haar man.

Louise Aston

Een andere eigenzinnige vrouw was Louise Aston (1814 – 1871). Zij kleedde zich van tijd tot tijd in mannenkleren en rookte. In 1848 stond zij in Berlijn en later in Frankfurt op de barricaden om aan de revolutie deel te nemen. Zij werd vanwege haar godslasterlijke (blasfemische) gedichten uit de stad Berlijn verbannen. In Hamburg verscheen haar autobiografie. Zij nam het in haar geschriften op voor de arbeiders en zij protesteerde tegen de corruptie onder de bourgeoisie. Andere thema’s in haar werk waren de strijd tegen het gearrangeerde en niet vrije huwelijk en natuurlijk de onderdrukking van de vrouw in de maatschappij.

Wat vonden tijdgenoten uit de Biedermeier-tijd van Fanny Lewald? (4′):

 

 

Angst voor een vrije pers

Deutscher Bund

Na de val van Napoleon (1814) had Duitsland de kans zich tot een moderne en vrije democratie te ontwikkelen. Duitsland kende echter sinds de opheffing van het ‘Heilige Roomse Rijk’ in 1806 geen centraal gezag meer. De vele verschillende vorsten, die het in 35 staatjes versnipperde land bestuurden, streefden naar een restauratie van de situatie van voor de Franse Revolutie. Een scherpe censuur en een inperking van vrijheden van alle liberale stromingen, met name van revolutionaire studenten, schrijvers en dichters werden toegepast. De Duitse Bond ging in 1835 uiteindelijk over tot harde maatregelen tegen alle progressieve krachten. Deze maatregelen werden in de eerste plaats gevoed door angst voor een vrije pers.

 

In Verbot der Schriften des Jungen Deutschland kun je precies lezen, waar de machthebbers bang voor waren.

 

Kampf für die Freiheit, Revolution im Südwesten (Planet Schule, 30′):

 

 

Een revolutionaire mentaliteit

Junges Deutschland 

 

Junges Deutschland zette de ideeën van de Franse Revolutie voort.

Das Junge Deutschland was voor de Duitse vorsten een soort spookbeeld geworden. Het werd de aanduiding voor alle subversieve elementen in de maatschappij, die met kracht bestreden moesten worden. Oorspronkelijk werd het begrip ‘Junges Deutschland’ in 1834 gebruikt door de liberale germanist Ludolf Wienbarg.

 

Ludolf Wienbarg (1802 – 1872) zei in 1834 in een rede:

Ludolf Wienbarg verzette zich fel tegen de censuur.

 Dir, junges Deutschland, widme ich diese Reden… Jene früheren Großen unserer Literatur lebten in einer von der Welt abgeschiedenen Sphäre, weich und warm gebettet in einer verzauberten idealen Welt, und sterblichen Göttern ähnlich auf die Leiden und Freuden der wirklichen Welt hinanschauend und sich vom Opferduft der Gefühle und Wünsche des Publikums ernährend. Die neueren Schriftsteller sind von dieser sicheren Höhe herabgestiegen, sie machen einen Teil des Publikums aus, sie stoßen sich mit der Menge herum, sie ereifern sich, freuen sich, lieben und zürnen wie jeder andere, sie schwimmen mitten im Strom der Welt…

Ludolf Wienbarg, Ästhetische Feldzüge;

 

Deze redevoeringen draag ik op aan jou, jong Duitsland … De vroegere groten uit onze literatuur leefden in een soort buitenaards paleis, zacht en warm ingebed in een betoverende, ideale wereld. Als sterfelijke goden keken zij neer op het aardse gedoe en zij laafden zich intussen aan de wensen en emoties, aan de geurige offers die het publiek hun bracht. Maar de nieuwe schrijvers zijn uit hun ivoren toren gekomen, zij zijn deel van het publiek en mengen zich onder de mensen. Zij spannen zich in, verheugen zich, beminnen en tonen boosheid als ieder ander, zij staan gewoon midden in het leven… Vertaling J. K.

 

Wienbarg vond dat de literatuur zich onverkort in dienst van de Verlichting moest stellen. Hij verzamelde politieke liberalen en republikeinen om zich heen. Het ‘Jonge Duitsland’ was echter geen georganiseerde beweging, maar eerder de aanduiding van een liberale en revolutionaire mentaliteit.

Hierin stonden de volgende ideeën centraal:

  • het streven naar politieke vrijheid;
  • de opheffing van censuur;
  • de strijd tegen een conservatieve geestelijkheid;
  • kritiek op de idealistische literatuur uit de tijd van de Klassik en de Romantik.
 

Wie lange möchte uns wohl, das Denken noch erlaubt bleiben.

Karikatuur als protest tegen de censuur

 

 

Het einde van de ‘Kunstperiode’

Goethe sterft met de woorden ‘mehr Licht’. (Schilderij van Fritz Fleischer rond 1900).

Kunstwerk uit 2008 van Alix Dolhain.

Goethe was in 1832 gestorven met de legendarische woorden ‘meer licht’ op de lippen. Heinrich Heine gaf als commentaar, dat er nu een definitief een einde was gekomen aan wat hij die Kunstperiode van de Duitse literatuur noemde. De nieuwe dichters zouden in tegenstelling tot de oude generatie geen onderscheid meer maken tussen leven en schrijven, bedreven geen politiek meer los van wetenschap, kunst en religie.

De nieuwe thema’s van de literatuur lagen op straat en de literatuur moest bij voorkeur in dienst staan van de actualiteit. De realiteit moest voor iedereen op begrijpelijke wijze en kritisch aan de orde gesteld worden. Zo begon een nieuwe generatie schrijvers aan haar taak. Het ‘echte licht’ moest volgens hen inderdaad nog steeds over Duitsland opgaan.

Heinrich Lukas Arnold, Lesekabinett (Dresden, 1840).

Intussen veranderde de Duitse taal sterk. Onder invloed van technische en industriële vooruitgang kregen ook de wereld van de uitgevers, van de boekhandelaren en het krantenwezen een totaal ander aanzien. Bovendien werd de positie van de schrijvers vrijer. Vroeger waren zij nog afhankelijk van toevallige rijke opdrachtgevers, nu konden zij vaak zelfstandig hun brood verdienen door middel van journalistieke arbeid.

Grote steden als Keulen, Berlijn en Hamburg werden vanaf nu in plaats van de oude vorstenhoven de nieuwe literaire en politieke centra. Een nieuw realisme ontstond. Kranten en tijdschriften publiceerden over de maatschappelijke situatie. De naar vrijheid strevende burgers, de miserabele omstandigheden van het nieuwe stadsproletariaat kregen de volle aandacht. De schrijver was in de eerste plaats journalist. Het proza kwam steeds meer in zwang. De lyriek verdween naar de achtergrond. Maar de staat hield de pers intussen nauwlettend in de gaten. Censuur was sinds 1819 aan de orde van de dag.

 

‘Die deutschen Zensoren’ en ‘Dummköpfe’.

Heinrich Heine in 1829.

Soms konden schrijvers hun boeken in het buitenland laten drukken, maar meestal zat er niets anders op dan de censor voorzichtig belachelijk te maken, zoals Heinrich Heine deed in Ideen. Das Buch Le Grand (1827; het boek gaat over Heine’s visie op Napoleon).

Teksten werden meestal pas gecensureerd als ze (met de hand) gezet waren. Vaak kon de drukker dan niets anders doen, dan woorden of regels door middel van streepjes vervangen. Het zou te duur worden om het zetwerk volledig over te doen. Heine drijft in dit boek de spot met het belachelijke effect, dat censuur op de vorm (en inhoud) van gedrukte teksten had.

Heinrich Heine was één van de schrijvers, die te lijden had onder de culturele en politieke verwarring van zijn tijd. Hij sprak van een zekere ‘verscheurdheid’, waaronder politiek betrokken schrijvers vaak leden.

Enerzijds waren schrijvers gevormd door het denken uit de tijd van Goethe en de romantiek. Anderzijds vroeg de nieuwe tijd om een radicaal ander en nieuw geluid. Dit heen en weer geslingerd worden tussen traditie en nieuwe ideeën hing samen met de snelle veranderingen die in Duitsland op economisch en politiek gebied plaats vonden. Op deze veranderingen werd door verschillende belanghebbenden, door de verschillende maatschappelijke klassen anders gereageerd.

In de negentiende eeuw ontstond een bont palet van nieuwe denkrichtingen. De kern van het moderne liberalisme, van het nationalisme en socialisme ontstond in deze tijd. Deze ideologieën zouden tot ver in de twintigste eeuw de politiek blijven beheersen.

 

Strijd om vrijheid: Hegel en Schopenhauer

 

Immanuel Kant, de filosoof van de Verlichting, was in 1804 gestorven. Napoleon had zich in datzelfde jaar tot keizer gekroond. De Franse Revolutie was allang voorbij, maar het centrale filosofische probleem van de vrijheid en verantwoordelijkheid van de mens, van de autonomie van het subject, was niet opgelost. In 1806 had Napoleon in de slag bij Jena het Pruisische leger verslagen en de stad geplunderd. Berlijn nam sindsdien geleidelijk aan de plaats van cultureel en politiek centrum van de stad Jena over.

 

Friedrich-Wilhelm-Universität in Berlijn. Later Humboldt-Universität.

 

In Berlijn doceerden aan de nieuwe door Wilhelm von Humboldt in 1809 opgerichte Friedrich-Wilhelm-Universität de filosofen Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 – 1831) en Arthur Schopenhauer (1788 – 1860).

Friedrich Hegel met studenten.

Zij zochten een oplossing voor het aloude en sinds de tijd van de Verlichting opnieuw geformuleerde probleem van de vrijheid van de mens. In populaire bewoordingen samengevat kwam dit vraagstuk neer op de vraag in hoeverre de mens als natuurwezen zich met zijn ratio (= verstand) kon ontworstelen aan de redeloze, immorele en willekeurige natuur. Verlost de cultuurwereld de mens van deze onvrijheid van de natuur? Of is het juist omgekeerd? Is niet veeleer de cultuur de oorzaak van het verdwijnen van de oorspronkelijke en natuurlijke vrijheid van de mens (zoals Rousseau in de tijd van de romantiek dacht).

Voor meer over de filosofie van Hegel kun je bij dit zeer interessante college (in het Nederlands) terecht.

 

Aan het begin van de negentiende eeuw nam men steeds meer, geheel in de geest van de romantiek, het laatste standpunt in. De filosoof Hegel probeerde dit vraagstuk in een abstract filosofisch werk over de ontwikkeling van de geest anders op te lossen.

De tegenstelling tussen natuur en cultuur moet volgens hem gezien worden als een onderdeel van een groot proces, waarin de mens onwillekeurig betrokken is. Uiteindelijk loopt dit voortgaande proces vol tegenstellingen en strijd (een dialectisch proces noemde hij dat) uit op een volledige zelfontplooiing van de geest. In dit stadium is de aanvankelijke tegenstelling tussen natuur en cultuur, materie en geest, uiteindelijk op een hoger plan gekomen en zelfs overwonnen (aufgehoben). Hegel trok met zijn colleges in Berlijn volle zalen. Zijn eerste grote werk noemde hij Phänomenologie des Geistes (1807; een uiteenzetting over de ontplooiing, het verschijnen van de geest).

Veel minder optimistisch was Schopenhauer. Hij kan weinig redelijks in de werkelijkheid ontdekken. Voor hem bestaat de ware werkelijkheid uit niets anders dan een blinde, zinloze en onverzadigbare drang, uit de wil om zichzelf te handhaven. Deze wil is bron van eindeloos lijden en van een oorlog van allen tegen allen. Een uitweg ziet Schopenhauer nauwelijks. Deze ligt hooguit in een vlucht uit de wereld of in een streng ascetisch leven. Schopenhauer was sterk beïnvloed door het Boeddhisme. In 1819 verscheen zijn hoofdwerk Die Welt als Wille und Vorstellung.

Schopenhauer kon in zijn tijd niet tegen de populariteit van Hegel op. Hegel trok volle zalen, bij Schopenhauer bleef het vrijwel leeg. Pas veel later, na zijn dood in 1860, zou hij grote invloed gaan uitoefenen op denkers als Friedrich Nietzsche en op de wiskundige en filosoof Ludwig Wittgenstein. Ook de schrijver Thomas Mann heeft het werk van Schopenhauer diepgaand bestudeerd en in zijn romans verwerkt.

 

Hegel en Schopenhauer in kort bestek:

 

 

Heinrich Heine en Georg Büchner

 

Schrijvers en het filosofische debat

Georg Büchner

Tegen de achtergrond van dit academische debat over mens en natuur wordt een nieuwe, meest jonge generatie schrijvers en intellectuelen gevormd. Zij ontwaken door de politieke omstandigheden daartoe gedwongen uit hun romantische sluimer. De oplossingen van concrete en maatschappelijke vraagstukken zoeken zij elders.

Zij wenden zich af van het Berlijnse ‘spinnenweb’ (het woord is van Heine) en het al te romantische of speculatieve denken van hun leermeesters. Belangrijke critici van de romantiek zijn schrijvers als Heinrich Heine en Georg Büchner. Het vraagstuk van de sociale ongelijkheid was na de Verlichting verwaarloosd.

Anders dan Goethe en Schiller nog deden in de ‘Kunstperiode’, maken zij korte metten met abstracte illusies en wereldvreemde ideeën uit de tijd van de Duitse romantiek. Heine zoekt hiervoor inspiratie bij de communist Karl Marx (1818 – 1883). Marx zet Hegel op zijn kop. Niet een abstracte wereldgeest maar de klassenstrijd tussen kapitaal en arbeid (bezitter en bezitloze) is de motor van de geschiedenis.

Büchner houdt zelfs helemaal geen enkele illusie overeind. Hij rekent radicaal af met alle optimistische vooruitgangsfilosofieën:

‘Puppen sind wir von unbekannten Gewalten am Draht gezogen…’ ( G. Büchner, Dantons Tod II, 5).

‘Wij zijn trekpoppen die door onbekende machten gedirigeerd worden …’

De autonome mens bestaat volgens hem niet. Büchner wordt samen met Schopenhauer als één van de eerste vertegenwoordigers van het in deze tijd in zwang zijnde (post-) moderne denken beschouwd. (In het hoofdstuk 19 Literatuur in beide Duitslanden, 1968 – 1990 kun je hier meer over lezen.)

 

 

Van Heine krijg je nooit genoeg …..

 

‘Heine ähnlich wie Goethe sind Dichter, die man nie satt bekommt…’ zei de Duitse literatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki ter gelegenheid van Heines 100ste geboortedag.

 

Waarom hij dicht bij me staat? Dat heeft te maken met zijn temperament, zijn biografie en zijn mentaliteit. Heine is, naast Goethe, van alle Duitse lyrici uit de negentiende eeuw, de enige Europese dichter. Hij was een Europees wereldburger. Alleen dat is al belangrijk.

Hij is een Europees dichter geworden omdat men hem daartoe had gedwongen. Vrijwillig ging dat niet. Anders dan andere belangrijke Duitse poëten zoals Brentano, Mörike en Lenau werd hij in zijn eigen land niet als Duitse dichter geaccepteerd. Hij heeft als jood – en dat is essentieel – zijn plaats in Duitsland niet gevonden.

Heine is op 34-jarige leeftijd naar Parijs gegaan, het brandpunt van het liberalisme. Of liever, hij is naar Europa gevlucht. In Frankrijk ging het beter met hem dan ooit in Duitsland. In zijn geboorteland was hij een jood; een uitgestotene, een buitenstaander. In Frankrijk een Duitser, die naar het revolutionaire Parijs was gekomen. (Bron NRC-Handelsblad, 12 dec 1997.)

Marcel Reich-Ranicki (1920 – 2013) beroemd literatuurcriticus.

 

Bekijk deze uitzending voor een eerste kennismaking met Heine ((Planet Schule, 9′):

 

Het bekendste gedicht van Heine is Die Loreley. In geen enkele verzameling of handboek over de Duitse literatuur ontbreekt dit gedicht. Ten tijde van Nazi-Duitsland kon men dit gedicht ook in de schoolboeken terugvinden, maar Heine’s naam bleef daarbij altijd onvermeld. Waarom eigenlijk? Misschien omdat de nazi’s Heine niet als een echte Duitser wilden beschouwen. In 1831 was hij namelijk voorgoed naar Frankrijk vertrokken. Daar legde hij zich toe op zijn journalistieke werk. Hij probeerde, schrijvend voor Duitse kranten, de Franse en Duitse cultuur dichter bij elkaar te brengen.

 

Heine was in feite een vertegenwoordiger van de Europese gedachte avant la lettre. Daarnaast was Heine van joodse huize, maar hij liet zich dopen en bekeerde zich om praktische redenen tot het christendom om betere kansen op een goede betrekking te verkrijgen. Hetgeen hem overigens niet gelukt is. Een eeuw later (in 1933) werden zijn boeken door de nazi’s in Berlijn verbrand. Een gedenkteken bestaande uit een lege bibliotheek in de grond werd in 1994 in Berlijn op de Bebelplatz opgericht en herinnert aan deze gebeurtenis. Daar staan ook Heine’s profetische en beroemd geworden woorden uit 1820 te lezen:

Das war ein Vorspiel nur, dort wo man Bücher verbrennt, verbrennt man am Ende auch Menschen.(Heine, 1820)

 

Mahnmal Bebelplatz Berlin

Gedenkteken met het citaat van Heine

 

Graf van Heine

Kritiek op de censuur, het streven naar vrijheid, zijn spot en ironie als het om kleinburgerlijk denken ging, hebben Heine bij de machthebbers in eigen land altijd tot een gevreesd man gemaakt.

In Duitsland zou hij zich nooit ten volle geaccepteerd voelen. Behalve op enkele reizen na, keerde hij er na 1831 in elk geval nooit meer voor langere tijd terug.

In 1856 stierf Heine in Parijs en werd hij er begraven op het kerkhof Montmartre.

 

 

Ich weiß nicht, was soll es bedeuten
Daß ich so traurig bin;
Ein Märchen aus alten Zeiten
Das kommt mir nicht aus dem Sinn.
 
Die Luft ist kühl und es dunkelt,
Und ruhig fließt der Rhein;
Der Gipfel des Berges funkelt
Im Abendsonnenschein.
 
Die schönste Jungfrau sitzet
Dort oben wunderbar,
Ihr goldnes Geschmeide blitzet,
Sie kämmt ihr goldenes Haar.
 
 
 
 
Sie kämmt es mit goldenem Kamme
Und singt ein Lied dabei,
Das hat eine wundersame,
Gewaltige Melodei.
 
Den Schiffer im kleinen Schiffe
Ergreift es mit wildem Weh,
Er schaut nicht die Felsenrisse,
Er schaut nur hinauf in die Höh.
 
Ich glaube, die Wellen verschlingen
Am Ende Schiffer und Kahn.
Und das hat mit ihrem Singen
Die Lorelei getan.

 

 

Georg Büchner

 

 
 
Grande Disco – Gedenkteken voor Büchner in zijn geboortestad Darmstadt (A. Pomodoro, 1973)

Georg Büchner (1813 – 1837) was revolutionair. Evenals zijn vader studeerde Büchner medicijnen. In het ziekenhuis van zijn vader had hij van nabij kennisgemaakt met de klassenmaatschappij van zijn tijd.

Zijn vader was verantwoordelijk voor de medische verzorging van de armsten in de stad. Via hem kwam hij precies te weten hoe zwaar de gewone lasten voor levensonderhoud en belastingen op de allerarmsten drukten. Van een rechtvaardige verdeling van welvaart was geen sprake. Hiertegen kwam Büchner in opstand.

Zijn kritiek op de maatschappij schreef hij in de illegaal gedrukte en ondergronds verspreide Hessische Landbote. Met medestudenten richtte hij een vereniging voor mensenrechten op. Door de politie werd hij in de gaten gehouden en gezocht.

Bekijk de uitzending van Dichter dran:  uitzending over Büchner (Planet Schule, 9′).

 

Der Hessische Landbote, 1834.

Geh einmal nach Darmstadt und seht, wie die Herren sich für euer Geld dort lustig machen, und erzählt dann euern hungrigen Weibern und Kindern, dass ihr Brot an fremden Bäuchen herrlich angeschlagen sei.’

Ga maar naar Darmstadt en zie hoe de hoge heren zich daar met jullie geld vrolijk maken en vertel dan jullie vrouwen en kinderen die nauwelijks te eten hebben, dat vreemde buiken zich te goed doen aan hun brood.’ Vertaling J. K.

 

Het Flugschrift (pamflet) Der Hessische Landbote begint met een waarschuwing. Het bezit van het pamflet kan gevaarlijk zijn en met het oog op eventuele ontdekking door de politie wordt de lezer vast een aantal tips gegeven. De revolutionaire oproep Friede den Hütten! Krieg den Palästen! aan het einde van het ‘voorwoord’ behoort tot één van de gevleugelde woorden uit de Duitse literatuurgeschiedenis.

 

Erste Botschaft – Juli-Fassung Darmstadt, im Juli 1834.

Vorbericht

Dieses Blatt soll dem hessischen Lande die Wahrheit melden, aber wer die Wahrheit sagt, wird gehenkt, ja sogar der, welcher die Wahrheit liest, wird durch meineidige Richter vielleicht gestraft. Darum haben die, welchen dies Blatt zukommt, folgendes zu beobachten: 

Sie müssen das Blatt sorgfältig außerhalb ihres Hauses vor der Polizei verwahren;
sie dürfen es nur an treue Freunde mitteilen; denen, welchen sie nicht trauen, wie sich selbst, dürfen sie es nur heimlich hinlegen; würde das Blatt dennoch bei Einem gefunden, der es gelesen hat, so muß er gestehen, daß er es eben dem Kreisrat habe bringen wollen; wer das Blatt nicht gelesen hat, wenn man es bei ihm findet, der ist natürlich ohne Schuld.

Friede den Hütten! Krieg den Paläste

 

 

De toneelschrijver Georg Büchner

Dantons Tod

Spoedig werd Büchner de Duitse grond te heet onder de voeten. Begin 1835 vluchtte hij naar het Franse Straatsburg. In een periode van vijf weken schreef hij zijn drama Dantons Tod (1835; voor het eerst in 1902 opgevoerd). Büchner stelde hierin de vraag naar de zin van een strijd voor de vrijheid centraal. De idealen van de Franse Revolutie onderschreef hij weliswaar. Maar hoe was het mogelijk, dat de revolutie zo eenvoudig zijn eigen kinderen opat. In plaats van geluk bracht de revolutie terreur voort.

Danton moest zijn discussie hierover met Robespierre met de dood bekopen. Intussen bleven de rijken rijk en de armen arm, de revolutie had niets opgeleverd. In de economische omstandigheden was nog niets wezenlijks veranderd.

Bekijk de trailer van een moderne opvoering (5′):

 

Georg Büchners Drama “Dantons Tod” (1835) zeigt am Beispiel der Französischen Revolution, wie sich ein Umsturz radikalisiert. Der Dramaturg John von Düffel im Gespräch (SWR2, 53′):

 

 

Het tragische lot der mensheid – Lenz

 

 

Büchner stelt in zijn stukken vooral het tragische lot van de lagere klassen centraal. In zijn verhaal Lenz beschrijft hij de lotgevallen van de psychisch zieke schrijver Jakob Michael Reinhold Lenz (1715 – 1792). Lenz was een vriend van Goethe, bij wie hij enkele weken tijdens zijn ziekte verbleef.

Het gestoorde bewustzijn, dat heen en weer geslingerd wordt tussen een naïef vertrouwen op god en een extreem gevoel van verlatenheid en eenzaamheid, is volgens Büchner exemplarisch voor de mensheid in zijn tijd. De mens is nu eenmaal in de wereld geworpen, hij heeft zijn bestaan niet zelf gekozen, in feite is het leven een last. Dat is het hoofdthema van dit verhaal, voer voor zwartkijkers zou je zeggen, maar het verhaal blijft van begin tot einde boeien.

 

Leonce und Lena

Leonce und Lena lijkt op het eerste gezicht een komisch blijspel. De door verveling geplaagde prins Leonce probeert aan zijn gearrangeerde huwelijk met prinses Lena te ontkomen en gaat op reis naar Italië. Onderweg ontmoeten zij elkaar zonder dat zij elkaar herkennen en ze worden verliefd. Gemaskerd keren zij terug naar het hof, waar tussen hen als vervanging voor het verdwenen paar het huwelijk wordt voltrokken.

Büchner wil zeggen: De geschiedenis neemt toch wel zijn loop, de mens is slechts een automaat, dat door een ander wordt bediend. Dat is de tragiek, die kenmerkend is voor het menselijk bestaan. Het stuk wordt regelmatig ook als ballet opgevoerd.

 

 

Woyzeck

Woyzeck wordt regelmatig opgevoerd in de theaters.

Het eerste sociale drama uit de Duitse literatuur is Büchners Woyzeck (1836/37). Hierin baseert hij zich op het waar gebeurde verhaal van de kapper Woyzeck, die in 1821 in Leipzig zijn bruid had neergestoken. In 1824 was hij daarvoor ter dood veroordeeld. Het ging Büchner vooral om de discussie die dit gebeuren had uitgelokt onder artsen over de toerekeningsvatbaarheid van de misdadiger. Het verhaal is snel verteld. Woyzeck leeft samen met zijn geliefde Marie, van wie hij een kind heeft. Om wat bij te verdienen, is hij proefpersoon voor medische experimenten. Marie pleegt echter overspel. Dit wekt bij Woyzeck zo’n grote woede op, dat hij Marie neersteekt. Uiteindelijk gooit hij het mes in het water en lijkt hij zelf daarin ook te verdwijnen.

Het slot is nogal raadselachtig. Er bestaan ook verschillende versies van Woyzeck. De volgorde van de scenes zijn daarin steeds een beetje anders. Tot op heden lokt het stuk veel discussies uit.

De tekst van Woyzeck is hier te vinden.

In dit theaterstuk worden de scherpe sociale tegenstellingen in de maatschappij tot uitdrukking gebracht. De maatschappelijke positie van Woyzeck en de uitbuiting van de sociaal zwakkere door de hogere klassen, is het hoofdthema. Een belangrijke scène is een gesprek tussen de officier (Hauptmann) die bij de kapper (Woyzeck) zit. De officier stelt grote filosofische levensvragen bij de kapper aan de orde en maant Woyzeck tot een deugdzaam leven. De officier voelt zich verheven boven de arme man, die geen moraal en beschaving zou hebben.

In bedekte termen confronteert Woyzeck aan het eind van het gesprek de officier met zijn onzinnige uitspraken. Het is makkelijk praten over deugd en moraal, maar wie geen geld, eten of goede opleiding heeft genoten, heeft eerst andere zorgen aan zijn hoofd, zo wil Büchner het publiek in dit stuk voorhouden. Later zou Brecht het anders formuleren:

Erst kommt das fressen, dann kommt die Moral.

Woyzeck verwoordt het standpunt van het in de tijd van Büchner steeds groter wordende proletariaat. De kerk heeft de kant van de machthebbers gekozen, terwijl god er eigenlijk voor de gewone man is. Met moraal kunnen arbeiders niets beginnen, als er niet eerst iets te eten is. Een deugdzaam leven hangt van humane omstandigheden af. Een misdadiger is niet uit zichzelf slecht, maar hij wordt door de omstandigheden slecht gemaakt.

Scene uit de verfilming van Woyzeck:

Alban Berg (1885 – 1935) heeft Woyzeck in 1923 voor opera bewerkt.

 

Citaten uit Woyzeck:

WOYZECK: Wir arme Leut – Sehn Sie, Herr Hauptmann: Geld, Geld! Wer kein Geld hat – Da setz einmal eines seinesgleichen auf die Moral in der Welt! Man hat auch sein Fleisch und Blut. Unsereins ist doch einmal unselig in der und der andern Welt. Ich glaub’, wenn wir in Himmel kämen, so müßten wir donnern helfen.

HAUPTMANN: Woyzeck, Er* hat keine Tugend! Er ist kein tugendhafter Mensch! Fleisch und Blut? Wenn ich am Fenster lieg’, wenn’s geregnet hat, und den weißen Strümpfen nachseh’, wie sie über die Gassen springen – verdammt, Woyzeck, da kommt mir die Liebe! Ich hab’ auch Fleisch und Blut. Aber, Woyzeck, die Tugend! Die Tugend! Wie sollte ich dann die Zeit rumbringen? Ich sag’ mir immer: du bist ein tugendhafter Mensch – gerührt: -, ein guter Mensch, ein guter Mensch.

WOYZECK: Ja, Herr Hauptmann, die Tugend – ich hab’s noch nit so aus. Sehn Sie: wir gemeine Leut, das hat keine Tugend, es kommt nur so die Natur; aber wenn ich ein Herr wär und hätt’ ein’ Hut und eine Uhr und eine Anglaise (= rokkostuum)  und könnt’ vornehm rede, ich wollt’ schon tugendhaft sein. Es muß was Schönes sein um die Tugend, Herr Hauptmann. Aber ich bin ein armer Kerl!

HAUPTMANN: Gut, Woyzeck. Du bist ein guter Mensch, ein guter Mensch. Aber du denkst zuviel, das zehrt; du siehst immer so verhetzt aus. – Der Diskurs hat mich ganz angegriffen. Geh jetzt, und renn nicht so; langsam, hübsch langsam die Straße hinunter!

 * De vorm ‘Er’ is een verouderde aanspreekvorm, die tussen du en Sie in staat en het verschil in maatschappelijke positie onderstreept.

 

 

Radicaler dan Heine

Nog radicaler dan Heine had gedaan, zet Büchner een streep door de romantische ‘Poetisierung der Natur’. Het is alsof Karl Marx bij hem aan het woord is:

Es ist nicht das Bewusstsein der Menschen, das ihr Sein, sondern umgekehrt ihr gesellschaftliches Sein, das ihr Bewusstsein bestimmt. (Karl Marx, Die Deutsche Ideologie, Thesen über Feuerbach, 1845/46.)   (Niet het bewustzijn van de mensen bepaalt dus hun zijn, maar omgekeerd, hun maatschappelijk zijn bepaalt hun bewustzijn, vertaling JK).

 

Hiermee is het Berlijnse ‘spinnenweb’ tot zwijgen gebracht en is een radicaal nieuw geluid in de Duitse geschiedenis aan het doorbreken. Woyzeck werd voor het eerst in 1913 opgevoerd. Büchner heeft met dit werk vele schrijvers, naturalisten én expressionisten en niet in de laatste plaats Bertolt Brecht sterk beïnvloed.

De schrijver Alfred Döblin (1878 – 1957) zegt over hem:

Dieser Büchner war ein toller Hund. Nach 23 oder 24 Jahren verzichtete er auf weitere Existenz und starb. Es scheint, die Sache war ihm zu dumm.

 

Radiouitzending van de Bayerische Rundfunk over leven en werk van Georg Büchner (22′):

 

Georg Büchner Portal (alles over Büchner).

 

 

 

 

 

Volgende periode:

Na het Jonge Duitsland komt de periode van Poëtisch realisme